Verduitsing

Onder verduitsing of verduitsen wordt het proces van taal- en cultuurassimilatie verstaan, waarbij oorspronkelijk niet-Duitstaligen of oorspronkelijk niet-Duitstalige gebieden overgaan op het Duits. Het kan hierbij om minderheden of meerderheden gaan. De term verduitsen kan verder ook slaan op het omzetten van oorspronkelijk anderstalige woorden naar het Duits. In ouder Nederlands was de betekenis veel ruimer en verduitsen betekende toen vernederlandsen, dat was vertalen naar het Nederlands of taalkundig verbeteren volgens de normen van het Nederlands. Dat hier geen onderscheid tussen Nederlands en Duits werd gemaakt is terug te voeren op de elkaar overlappende begrippen Duits, Nederduits en Nederlands. Pas rond 1800 kwam Hoogduits in gebruik als aanduiding van wat heden ten dage Duits wordt genoemd. Nederduits was toen grotendeels identiek met wat later Nederlands zou heten. Toen Hoogduits kortweg Duits werd, werd het verwarrend om nog langer van verduitsen te spreken en verdween ook de aanduiding 'Nederduitsch Hervormde of Gereformeerde kerk', 'Nederduitsch Woordenboek en 'Nederduitsche Spraakkunst' om plaats te maken voor Nederlandsch.

Terwijl in Midden-Europa gedurende de 18de en 19de eeuw sprake was van verduitsing van de geletterde klasse door onderwijs en de culturele dominantie van Oostenrijk en de Duitse landen, vond in de 20ste eeuw en radicaal na 1945 een tegengesteld proces van 'ontduitsing' plaats. Zie daarvoor Germanisering waarin 'ontgermanisering'.

Slavische gebieden

Sinds de Middeleeuwen was er sprake van een kolonisatie van het woongebied van Slavisch- en Baltischsprekende volken ten oosten van de Elbe. Duitstaligen in de ruime zin van het woord, ook Nederduits- cq. Nederlands- en Friessprekenden behoorden daartoe, trokken massaal naar deze oostelijke gebieden en in enkele eeuwen werd de Slavische of Baltische bevolking daar taalkundig en in hun identiteit verduitst (zie Oostkolonisatie), de laatste restanten overigens pas in de 19de eeuw. De Duits-Poolse en Duits-Litouwse taalgrens schoof hierdoor steeds verder op naar het oosten, naar de grenzen van het koninkrijk Pruisen, later het Duitse keizerrijk. En als locale meerderheden woonden Duitstaligen nog oostelijker dan die grenzen tot diep in de toen Russische provincie Congres-Polen, de eveneens Russisch Baltische provincies en de Oekraïne (zie Ruslandduitsers. Na 1945 werden de nieuwe Poolse staatsgrenzen tot de Oder in het westen verlegd en werden de Duitsers binnen deze nieuwe grenzen verdreven. 12 tot 15 miljoen Duitstaligen werden over deze rivier verdreven naar wat restte van Duitsland. Binnen de Duitse grenzen na 1945 ging de verduitsing van de Slavische Sorben in oostelijk Saksen door, en is hun taal inmiddels marginaal geworden.

Dialectgebieden

Een aanzienlijk gebied tussen grofweg Kleef, Duisburg en Aken behoort van oudsher tot het Nederfrankisch dialectgebied. In vroeger eeuwen waren varianten van het Nederlands c.q. Nederduits hier ook als cultuurtaal in gebruik. Sinds 1795 is de invloed van het Hoogduits in deze streken echter sterk gegroeid, maar nog steeds is de oude Nederrijnse omgangstaal hier bij de oudere generaties in gebruik, zij het met een toenemend Hoogduitse inslag. Voor gebieden als Oost-Friesland en de graafschappen Bentheim en Lingen geldt een soortgelijke situatie, alleen was het dialect niet Nederfrankisch, maar Nedersaksisch, en daardoor minder met het Nederlands overeenkomend. Zie ook: Nederlands, onder Periferie van het Nederlands, en Duits onder Periferie van het Duits, en Nederlands in Duitsland.

België

De Duitstalige Gemeenschap in de zogenoemde Oostkantons van de Belgische provincie Luik, kreeg in 1963 een zelfstandig bestuur, los van Wallonië. Hier werden overgangsdialecten tussen Neder- en Midden-Duits gesproken, ook wel aangeduid als Limburgs-Ripuarisch of Platdiets in de gemeente Eupen. In de gemeenten Sankt Vith, Büllingen, Bütgenbach, Amel en Burg-Reuland behoorde het dialect tot de grotere groep zich over Duitsland tot aan de Rijn uitstrekkende Eifel-dialecten. Hier kan van verduitsing gesproken worden in die zin dat onderwijs en bestuur, sinds 1945 tweetalig, nu eentalig Duits werden. In de Limburgs-Ripuarisch of Platdiets sprekende gemeenten die niet tot de Oostkantons wilden toetreden - Gemmenich, Sippenaeken, Welkenraedt, Membach, Montzen - en bij Wallonië bleven, is daarentegen van verfransing sprake. Tegelijk neemt de aanwezigheid van het Duits toe door vestiging van Duitsers uit de regio Aken die gebruik maken van het aanbod aan betaalbare woningen in deze gemeenten met hun teruglopende (autochtone) bevolking. Meer dan de helft van de bewoners van de eerste twee genoemde gemeenten is inmiddels Duitser. Omdat zij hun kinderen in Duitsland school laten gaan heeft dat nog geen grote gevolgen voor de officiële Franstaligheid.

De volgende gemeenten in het kanton Eupen vormen samen met Sankt Vith, Büllingen, Bütgenbach, Amel en Burg-Reuland het Duitse taalgebied in België: Eupen (sinds 1977 uitgebreid met Kettenis) Lontzen (met Walhorn) Kelmis (met Hergenrath Neu-Moresnet) Raeren (met Hauset, Lichtenbusch en Eynatten).

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.