Resolutie 912 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Resolutie 912 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de VN-Veiligheidsraad aangenomen op 21 april 1994.

Resolutie 912
Van deVN-Veiligheidsraad
Datum21 april 1994
Nr. vergadering3368
CodeS/RES/912
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
OnderwerpRwanda
BeslissingWijzigde het mandaat van de UNAMIR-vredesmacht.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1994
Permanente leden
Niet-permanente leden
 Argentinië ·  Brazilië ·  Tsjechië ·  Djibouti ·  Spanje ·  Nigeria ·  Nieuw-Zeeland ·  Oman ·  Pakistan ·  Rwanda
Een Rwandees vluchtelingenkamp in Zaïre anno 1994.

Achtergrond

Al tijdens het Belgische koloniale tijdperk was er geweld tussen de Hutu- en de Tutsi-bevolkingsgroepen in Rwanda. Desondanks bleef die laatste, die in de minderheid was, de macht uitdragen. Na de onafhankelijkheid bleef het etnische conflict aanslepen tot in 1978 de Hutu's aan de macht verkozen werden. Tijdens deze rustige periode mochten Tutsi-vluchtelingen niet naar Rwanda terugkeren en in de jaren 1980 kwam het opnieuw tot geweld. In 1990 vielen Tutsi-milities van het FPR met Oegandese steun Rwanda binnen. Met Westerse steun werden zij echter verdreven. Toch werden hieropvolgend vredesgesprekken aangeknoopt.

Inhoud

Waarnemingen

De Veiligheidsraad herinnerde aan resolutie 909 die de UNAMIR-vredesmacht verlengde op voorwaarde dat vooruitgang werd geboekt in het opzetten van overgangsinstellingen, zoals voorzien in het vredesakkoord. Nu was gebleken dat dat akkoord niet volledig was uitgevoerd; vooral het staakt-het-vuren niet.

De Veiligheidsraad erkende de inspanningen van de presidenten van Rwanda en Burundi. Beiden waren op 6 april om het leven gekomen (toen hun vliegtuig werd neergehaald). Hieropvolgend was grootschalig geweld uitgebroken waarbij duizenden omkwamen. Er werd gevochten, geplunderd en gestolen terwijl het rechtssysteem niet langer functioneerde. Men was bezorgd om de veiligheid van VN- en ander personeel dat meewerkte aan het vredesakkoord en de verdeling van hulpgoederen.

Handelingen

De Veiligheidsraad betreurde het incident waarbij de presidenten van Rwanda en Burundi omkwamen en ook het geweld waarbij de eerste minister, andere ministers, ambtenaren en duizenden burgers waren omgekomen. Al het geweld, en vooral in Kigali, werd veroordeeld. Ook aanvallen op UNAMIR, die doden en gewonden hadden veroorzaakt, werden streng veroordeeld.

De Veiligheidsraad eiste dat Rwanda en de FPR de vijandelijkheden en de blinde slachting onmiddellijk stopten. Gezien de situatie werd het mandaat van UNAMIR als volgt aangepast:

a. Bemiddelen in een staakt-het-vuren,
b. De hulpverlening terug op gang brengen,
c. De ontwikkelingen opvolgen en rapporteren.

De Veiligheidsraad kon dat mandaat op elk gegeven moment opnieuw aanpassen aan de ontwikkelingen. Het vredesakkoord van Arusha bleef de enige basis voor de oplossing van het conflict. Alle landen in de regio en de Organisatie van Afrikaanse Eenheid werden opgeroepen daaraan te blijven werken. De internationale gemeenschap werd opgeroepen de humanitaire hulp op te drijven. Ten slotte werd de secretaris-generaal gevraagd de situatie op te volgen en binnen de 15 dagen te rapporteren.

Verwante resoluties

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.