Resolutie 1009 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Kroatië had niet voldaan aan eisen die de Veiligheidsraad eerder op de maand had gesteld. Ze was eveneens bezorgd over de schendingen van het wapenembargo en betreurde dat gesprekken in Genève waren afgesprongen. Doch wilde ze het conflict in ex-Joegoslavië geregeld zien en dus moesten de betrokken landen beginnen met elkaar te erkennen. Ook het grootschalige offensief dat Kroatië op 4 augustus begon, en waardoor het conflict escaleerde, werd betreurt. De beschietingen op burgerdoelwitten werden dan weer veroordeeld. De mensen die gevlucht waren zaten in een zeer ernstige situatie. Vooral de rechten van de lokale Servische bevolking moesten worden beschermd. Ook het geweld dat Kroatië pleegde tegen VN-troepen, met drie doden tot gevolg, werd veroordeeld.

De Veiligheidsraad eiste dat Kroatië alle militaire acties onmiddellijk staakte en:

a. De rechten van de Servische bevolking respecteerde,

b. Humanitaire organisaties toegang tot hen gaf,

c. De terugkeer van vluchtelingen mogelijk maakte.

Ook moest Kroatië de status van het VN-personeel respecteren en de verantwoordelijken van aanvallen op hen berechten. Het land werd ook opgeroepen de gesprekken te hervatten.

Secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali werd gevraagd binnen de drie weken te rapporteren over de uitvoering van deze resolutie. De Veiligheidsraad zou verdere maatregelen overwegen om de naleving van deze resolutie te bewerkstelligen.