James Peebles

Phillip James Edwin Peebles OM FRS (Winnipeg, 25 april 1935) is een Canadees-Amerikaans natuurkundige en theoretisch fysisch kosmoloog die als hoogleraar verbonden is aan de Princeton-universiteit.

  James Peebles
25 april 1935
James Peebles
GeboortelandCanada
NobelprijsNatuurkunde
Jaar2019
Redenvoor theoretische ontdekkingen in de fysische kosmologie
Gedeeld metMichel Mayor
Didier Queloz
Voorganger(s)Arthur Ashkin
Gérard Mourou
Donna Strickland
Portaal    Natuurkunde

Hij wordt beschouwd als een van de toonaangevende theoretische fysisch kosmologen in de periode na 1970, met belangrijke theoretische bijdragen aan de Oerknal-nucleosynthese, donkere materie, kosmische achtergrondstraling en structuurvorming. In 2019 kreeg Peebles de Nobelprijs voor Natuurkunde die hij mocht delen met de Zwitsers Michel Mayor en Didier Queloz 'voor bijgedragen aan ons begrip van de evolutie van het heelal en de plek van de aarde in de kosmos'.

Biografie

Peebles werd op 25 april 1935 geboren in St. Bonifare, het tegenwoordige Winipeg, als zoon van Ada Marion Green en Andrew Charles Peebles, die werkzaam was voor de Winnipeg Grain Exchange. Hij voltooide zijn bachelor of science aan de Universiteit van Manitoba. In de herfst van 1958 verliet hij Manitoba om natuurkunde te gaan studeren aan de Princeton-universiteit, alwaar hij in 1962 promoveerde onder begeleiding van de fysicus Robert Dicke.

Zijn gehele carrière bleef Peebles verbonden aan Princeton. Vanaf 1964 was hij werkzaam op het gebied van de fysische kosmologie om de oorsprong van het universum te bepalen. Hij droeg belangrijke bijdragen toe aan het model van oerknal (of Big Bang-model) en hoe die zich daarna heeft ontwikkeld. Samen met Dicke en anderen voorspelde hij de aanwezigheid van kosmische microgolf achtergrondstraling (CMBR), welke in 1965 bij toeval werd ontdekt door fysici Arno Allan Penzias en Robert Woodrow Wilson. De aanwezigheid van deze achtergrondstraling is een belangrijk bewijsstuk voor theorie van de oerknal.[1] Zijn ideeën op dit gebied van de kosmologie zouden later door andere wetenschappers uitgebreid worden bestudeerd, waaronder onder andere het probleem van donkere materie. Zo bedacht hij als eerste dat uit oneffenheden in het patroon van kosmische achtergrondstraling af te leiden was hoeveel donkere materie het heelal bevat.

Gedurende zijn wetenschappelijk carrière mocht Peebles diverse prestigieuze prijzen en onderscheidingen in ontvangst nemen, waaronder:

1901–1925:1901: Röntgen · 1902: Lorentz / Zeeman · 1903: Becquerel / P. Curie / M. Curie · 1904: Rayleigh · 1905: Lenard · 1906: J.J. Thomson · 1907: Michelson · 1908: Lippmann · 1909: Marconi / Braun · 1910: van der Waals · 1911: Wien · 1912: Dalén · 1913 Kamerlingh Onnes · 1914: von Laue · 1915: W.L. Bragg / W.H. Bragg · 1916 · 1917: Barkla · 1918: Planck · 1919: Stark · 1920: Guillaume · 1921: Einstein · 1922: N. Bohr · 1923:Millikan · 1924 M. Siegbahn · 1925: Franck / Hertz
1926–1950:1926: Perrin · 1927: Compton / C.T.R. Wilson · 1928: O.W. Richardson · 1929: de Broglie · 1930: Raman · 1931 · 1932: Heisenberg · 1933: Schrödinger / Dirac · 1934 · 1935: Chadwick · 1936: Hess / C. Anderson · 1937: Davisson / G.P. Thomson · 1938: Fermi · 1939: Lawrence · 1940 · 1941 · 1942 · 1943: Stern · 1944: Rabi · 1945: Pauli · 1946: Bridgman · 1947: Appleton · 1948: Blackett · 1949: Yukawa · 1950: Powell ·
1951–1975:1951: Cockcroft / Walton · 1952: Bloch / Purcell · 1953: Zernike · 1954: Born / Bothe · 1955: Lamb / Kusch · 1956: Shockley / Bardeen / Brattain · 1957: Yang / T.D. Lee · 1958: Tsjerenkov / Frank / Tamm · 1959: Segrè / Chamberlain · 1960: Glaser · 1961: Hofstadter / Mössbauer · 1962: Landau · 1963: Wigner / Goeppert-Mayer / Jensen · 1964: Townes / Basov / Prokhorov · 1965: Tomonaga / Schwinger / Feynman · 1966: Kastler · 1967: Bethe · 1968: Alvarez · 1969: Gell-Mann · 1970: Alfvén / Néel · 1971: Gabor · 1972: Bardeen / Cooper / Schrieffer · 1973: Esaki / Giaever / Josephson · 1974: Ryle / Hewish · 1975: A. Bohr / Mottelson / Rainwater
1976–2000:1976: Richter / Ketterle / Ting · 1977: P. Anderson / Mott / van: Vleck · 1978: Kapitsa / Penzias / R.W. Wilson · 1979: Glashow / Salam / Weinberg · 1980: Cronin / Fitch · 1981: Bloembergen / Schawlow / K. Siegbahn · 1982: K.G. Wilson · 1983: Chandrasekhar / Fowler · 1984: Rubbia / van der Meer · 1985: von Klitzing · 1986: Ruska / Binnig / Rohrer · 1987: Bednorz / Müller · 1988: Lederman / Schwartz / Steinberger · 1989: Ramsey / Dehmelt / Paul · 1990: Friedman / Kendall / R. Taylor · 1991: de Gennes · 1992: Charpak · 1993: Hulse / J. Taylor · 1994: Brockhouse / Shull · 1995: Perl / Reines · 1996: D. Lee / Osheroff / R.C. Richardson · 1997: Chu / Cohen-Tannoudji / Phillips · 1998: Laughlin / Störmer / Tsui · 1999: 't Hooft / Veltman · 2000: Alferov / Kroemer / Kilby
2000–heden:2001: Cornell / Ketterle / Wieman · 2002: Davis / Koshiba / Giacconi · 2003: Abrikosov / Ginzburg / Leggett · 2004: Gross / Politzer / Wilczek · 2005: Glauber / Hall / Hänsch · 2006: Mather / Smoot · 2007: Fert / Grünberg · 2008: Nambu / Kobayashi / Maskawa · 2009: Kao / Boyle / Smith · 2010: Geim / Novoselov · 2011: Perlmutter / Schmidt / Riess · 2012: Haroche / Wineland · 2013: Englert / Higgs · 2014: Akasaki / Amano / Nakamura · 2015: Kajita / McDonald · 2016: Thouless / Haldane / Kosterlitz · 2017: Rainer Weiss / Barry C. Barish / Kip Thorne · 2018: Arthur Ashkin / Gérard Mourou / Donna Strickland · 2019: James Peebles / Michel Mayor / Didier Queloz
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.