Egmontkasteel

Het Egmontkasteel of Kasteel van Egmont is een kasteel in het Egmontpark in de Belgische stad Zottegem. Het kasteel kent een bewogen geschiedenis die teruggaat tot de 11de eeuw. In de 16de eeuw kwam het kasteel in het bezit van Lamoraal van Egmont, de graaf die in 1568 onder Alva op bevel van Filips II onthoofd werd op de Brusselse Grote Markt. Op het einde van de 18de eeuw raakte het pand in verval en in de 19de eeuw werd het ingrijpend verbouwd. Het wordt sinds 1982 als openbare stadsbibliotheek gebruikt. Na de restauratie van het kasteel aan het einde van de 20ste eeuw worden in de ridderzaal burgerlijke huwelijken voltrokken en gemeenteraadszittingen gehouden. Het Egmontkasteel is een beschermd monument (het noordelijke deel sinds 1964; het zuidelijke deel, de walmuur, de brug en het Egmontpark sinds 1987) [1].

Egmontkasteel / kasteel van Egmont
LocatieZottegem
Algemeen
EigenaarStad Zottegem
Huidige functieBibliotheek
Gebouwd in11e eeuw
Monumentnummer9604
BijzonderhedenEigendom van graaf Lamoraal van Egmont
Portaal    België

Geschiedenis

Reconstructie Egmontkasteel 12de eeuw
Reconstructie Egmontkasteel 14de eeuw
Reconstructie Egmontkasteel 17de eeuw
Het Egmontkasteel in 1629
Het Egmontkasteel in de Flandria Illustrata van Sanderus uit 1641
Het Egmontkasteel in 1853
Brug van het Egmontkasteel in 1853
Oude prentbriefkaart Egmontkasteel begin 20e eeuw
Het Egmontkasteel in 2019

Heren van Zottegem

De oorsprong van het kasteel als burchtsite loopt minstens terug tot de 11de eeuw. Men mag veronderstellen dat er reeds ten tijde van de oudst gekende heer van Zottegem, Rothardus, die in een charter van 1083 opduikt, een versterking bestond. Deze versterking had waarschijnlijk de vorm van een mottekasteel, een aarden heuvel met een houten toren en een lager gelegen erf.

Omstreeks 1150 werd er een natuurstenen donjontoren opgetrokken en een natuurstenen zaalkerk (burchtkapel). Van die twaalfde-eeuwse burchtkapel werden tijdens archeologische opgravingen in 1994 de sporen blootgelegd. De middeleeuwse burcht maakte deel uit van een uitgebreide vestinggordel tussen de gebieden behorend aan de Franse kroon en het Duitse keizerrijk. Eind twaalfde eeuw was Walter (Wouter) II heer van de versterking in Zottegem; hij liet de grote zaal herbouwen in baksteen. Walter II stond in dienst van graaf van Vlaanderen Boudewijn IX en nam van 1202 tot 1204 deel aan de Vierde Kruistocht. Hij kreeg een leen van 80 lb. van de Franse koning Filips II August; Boin chevalier Gauthier de Sotenghien Walter II stierf in 1212 bij het beleg van Luik in dienst van Hendrik I van Brabant. In 1214 streden kasteelheren Walter (Wouter) III en Boudewijn van Zottegem (halfbroers van legeraanvoerder Arnulf IV van Oudenaarde) mee tegen de Franse koning in de Slag bij Bouvines; hun kamp verloor echter. In 1215 verging hun schip richting Engeland (om daar Jan zonder Land te verdedigen tegen opstandige baronnen) tijdens een storm op de Noordzee [2].

Geslacht Edingen

Hun zus (en enig overgebleven erfgenaam) Aleide (Adelheid/Ida) trouwde in 1219 met ridder Zeger I van Edingen, waarop het kasteel in handen kwam van het geslacht Edingen. Het kasteel werd voor het eerst vernoemd in een akte van die Zeger I in 1229. Zeger bouwde een nieuwe grote zaal en omringde het kasteel met een muur. Kasteelheer Geraard van Zottegem (van 1280 tot 1307 burggraaf van Gent) kreeg samen met drie andere edelen na de Guldensporenslag de opdracht in 1304 om te onderhandelen met koning Filips IV van Frankrijk, wat leidde tot het verdrag van Athis-sur-Orge [3][4]. Hugo V van Zottegem was de laatste effectieve burggraaf van Gent; hij overleed rond 1321.

Geslacht Melun

Hugo V van Zottegem stierf kinderloos; zo kwam in 1323 via Isabella (Isabeau) van Antoing, burggravin van Gent, echtgenote van Jan I van Melun (en dochter van Hugo V's tante Maria van Zottegem en Hugo VI van Antoing) het kasteel in handen van het geslacht van Melun. De versterking werd in 1381 ingenomen tijdens de Gentse Opstand tegen de graaf van Vlaanderen Lodewijk van Male, maar de Gentenaren werden al snel verdreven door Lodewijk de Haze. Kasteelheer Hugo van Melun streed mee in de Slag bij Nicopolis. Kasteelheer Jan II van Melun werd kamerheer van Filips de Goede en werd in 1432 benoemd tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies.

Geslacht Luxemburg-Fiennes

Het kasteel kwam in de vijftiende eeuw in handen van het huis Luxemburg-Fiennes (een zijtak van het huis Luxemburg). Philipotta, dochter van Jan II van Melun, kreeg immers bij haar huwelijk met Thibaut van Luxemburg de heerlijkheid Zottegem als bruidsschat mee. In 1452 belegerde en plunderde de graaf van Étampes Jan van Bourgondië de burcht tijdens de Gentse opstand tegen Filips de Goede. Jan van Luxemburg herstelde een deel van de vernielde burcht tussen 1477 en 1485. Op 29 mei 1516 ontving Jans broer en opvolger Jacobus II van Luxemburg-Fiennes (Gulden Vliesridder en kamerheer van aartshertog Maximiliaan) de zestienjarige Karel V in het kasteel.[5]

Huis Egmont

Het Egmontkasteel kwam in 1530 in handen van de Egmonts, toen Jacobus III van Luxemburg-Fiennes kinderloos stierf en zijn zus Francisca van Luxemburg, die getrouwd was met Jan IV van Egmont, het kasteel erfde. Het kasteel werd vanaf 1530 omgebouwd tot een open residentie en buitenverblijf. Enkel het poortgebouw bleef deels bewaard. Van de oorspronkelijke burcht was geen sprake meer; een riant kasteel met wooncomfort -een maison de plaisance- was in de plaats gekomen. De site zelf bewaarde haar oorspronkelijke gesloten vorm, met een omwalling en een walmuur met halfronde torentjes. De hoofdgebouwen hadden een L-vorm, met een noord- en oostvleugel, een zuidelijke buitentrap, een paar bijgebouwen op het noorden en het westen gericht en een houten ophaalbrug die aansloot op het oorspronkelijke poortgebouw. Bij het kasteel hoorde ook een neerhof (boerderij) en een watermolen, waarvan het huidige Leirenshof met de voormalige Leirensmolen de restant is. Graaf Lamoraal erfde het kasteel in 1541 na de dood van zijn broer Karel I van Egmont. Lamoraal liet de ridderzaal inrichten met bijbehorende erker en Antwerpse majolicategelvloer [6] . In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem [7]. Na de terechtstelling van Lamoraal door Alva in 1568 werd het kasteel aangeslagen en onder Spaans beheer geplaatst. Alva gaf in 1570 aan schrijnwerker Antoon van Malderghem en schilder Jacob Martens de opdracht de wapenschilden van Egmont en Sabina weg te hakken [8]. Op 13 februari 1575 vond in het kasteel het trouwfeest plaats van Eleonora van Egmont en Joris van Horne. In 1576 kreeg Sabina van Beieren, weduwe van Lamoraal, het kasteel officieel terug bij de Pacificatie van Gent maar het zou nog tot 1577 duren voor het effectief werd teruggegeven. Op 25 mei 1577 werd Filips van Egmont met grote eer ontvangen in Zottegem en kreeg zo zijn erfdeel terug [9]. Het Egmontkasteel werd in de jaren 1570 meerdere keren bezet en geplunderd tijdens de woelige opstand tegen de Spanjaarden (Tachtigjarige Oorlog). Eind juli 1579 werd het ingenomen door een dertigtal Malcontenten, die verdreven werden door calvinistische Schotse huurlingen, die het in brand staken. In 1579 trachtte een protestants leger onder leiding van kapitein Mowinault vanuit Gent op te rukken om het kasteel in brand te steken, maar de protestanten werden verdreven door Filips van Egmont en graaf Lalaing. Op 26 apri 1580 werd Zottegem belegerd door de calvinisten onder leiding van François de La Noue; op 9 juni 1580 werd het Egmontkasteel opnieuw belegerd en in brand gestoken. In 1581 werd het deels in vlammen opgegane kasteel door de Malcontenten geplunderd. Tussen 1609 en 1621 werd het Egmontkasteel bewoond door Arthus van Beneden, bastaard van Lamoraal en amman van de vryheidt Zottegem. In 1632 viel Lodewijk van Egmont in ongenade door zijn rebellie tegen het Spaanse bewind; het Egmontkasteel werd toen beheerd door beëdigde ontvangers voor de Spaanse koning. Op de kaart van Sanderus (Flandria Illustrata, 1641) staat het kasteeldomein afgebeeld als een rechthoekig, omgracht gebied met een L-vormig kasteel. In 1645 en 1658 had het kasteel te lijden onder de Fransen, net als in 1671 en 1684 en tijdens de Spaanse Successieoorlog. In 1690 en 1697 waren Franse militairen in het Egmontkasteel ingekwartierd.[10] Het Egmontkasteel bleef de volledige 17e eeuw in handen van de Egmonts (Filips, Lamoraal II, Karel II (onder zijn bewind werd het kasteel verbouwd), Lodewijk, Lodewijk Filips, Lodewijk Ernest, Procopo Frans) tot het in 1707 werd overgeërfd door de familie Pignatelli.

Huis Pignatelli

Maria Clara van Egmont, zus van Procopo Frans van Egmont (de laatste mannelijke nakomeling van Lamoraal) was immers getrouwd met de Napolitaanse edelman Nicola Pignatelli uit het Huis Pignatelli, vijfde hertog van Bisaccia en neef van paus Innocentius XII; hun zoon Procopo Pignatelli erfde het kasteel.[11] Met de Pignatelli's (Procopo Pignatelli (1703-1743), Guido Felix Pignatelli (1720-1753), Casimir Pignatelli (1727-1801)) begon het verval door geldgebrek en slordige verbouwingen. Rond 1735 liet Procopo Pignatelli de zijvleugel met de twee ronde torentjes afbreken en werd de houten ophaalbrug vervangen door een stenen constructie. De staatsietrap die naar de galerij leidde werd ontmanteld. Op de Villaretkaart is voor de rest nog de oude structuur van het kasteel zichtbaar. In 1745 was tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog een voorhoede van de Franse troepen in het kasteel ingekwartierd aangezien de Pignatelli's in dienst waren van het Franse leger. Na 1747 werden de noordelijke vleugel, de zuidelijke buitentrap en de open gaanderij afgebroken. Casimir Pignatelli (1727-1801) was niet meer in staat om het kasteel te onderhouden. Hij liet er rond 1756 hoofdbaljuw van Zottegem Frans Lodewijk de Coninck in wonen (gehuwd met C. de Waepenaert), die een eikenhouten rocailletrap liet bouwen. In 1767 werd het kasteel in de Gazette van Gent te koop aangeboden, in cijnspacht. Cijnspachter werd Jérôme Joseph D'Hane de Tervarent. Op de Ferrariskaart staat het Egmontkasteel afgebeeld binnen een vierkante omgrachting met een moestuin, boomgaard, vijver en landbouwgronden. Vanaf 1791 woonde amman Hendrik de Poortere in het kasteel, tot het in 1797 door de Fransen werd aangeslagen. Het werd zonder succes te koop gesteld en kwam terug in handen van de Pignatelli's, die het in 1815 verkochten aan baron Lefèbvre uit Doornik, die het kasteel in 1825 in twee helften verdeelde en een bakstenen scheidingsmuur optrok.

Negentiende en twintigste eeuw

D'Hane de Tervarent had intussen zijn cijnspacht afgestaan aan Jean-Baptiste Depoortere. In 1830 werd het kasteel tot een tweewoonst verbouwd. Depoortere startte een linnen- en lijnwaadhandel, woonde in het zuidelijke deel en verhuurde het noordelijke deel door, vanaf 1849 aan Julien Ceuterick. Op de Vandermaelenkaart (1846-1854) is de omwalling bij het Ancien Château du Comte d’Egmont verdwenen. In 1854 erfden de graven Henri en Camille Duschaste het Egmontkasteel. Toen in 1867 de erfpacht verviel, kwam het in handen van Julien Ceuterick en notaris Charles-Louis Vandemergel, die respectievelijk het zuidelijke en het noordelijke gedeelte kochten. Datzelfde jaar nog liet Ceuterick een traphal met verdieping en een voorgevel in neorenaissance bouwen met Euvillekalksteen naar een ontwerp van de Gentse architect Émile Van Hoecke-Peeters [12]. Na de dood van Charles-Louis Vandemergel kwam het noordelijke deel in 1893 in handen van zijn kinderen Ernest en Sara. Zij verkochten het noordelijke deel in 1904 aan Charles Schockaert, wiens ongehuwde dochter dit gedeelte van het kasteel tot haar overlijden in 1953 zou blijven bewonen. In 1927 werd het zuidelijke deel verkocht aan Jules Bernaeyge, die de resten van de walmuur liet slopen en de wallen voor het grootste deel liet dempen. Langs de zuidzijde werd de huidige Graaf van Egmontstraat boven op de vroegere omwalling aangelegd. In 1945 werd het (niet meer door de eigenaars bewoonde) zuidelijk gedeelte van het Egmontkasteel aangekocht door dokter Jules Gevaert uit Bevere.

In 1957 kocht de stad Zottegem het noordelijke gedeelte van de zus van de laatste bewoonster voor anderhalf miljoen frank en in 1965 het zuidelijke gedeelte van de erfgenamen van Jules Gevaert voor 2,2 miljoen frank. Vooral dat zuidelijke gedeelte van het Egmontkasteel werd in de loop der jaren voor alles en nog wat gebruikt. Van 1938 tot 1948 nam het Sint-Elisabethziekenhuis er zijn start, later kregen een paar klassen van de nabijgelegen scholen er onderdak (van 1948 tot 1951 het Koninklijk Atheneum Zottegem en van 1952 tot 1965 het College Onze-Lieve-Vrouw van Deinsbeke).

In het midden van de jaren 60 gebeurden er forse inspanningen om het kasteel een deel van zijn allure terug te geven. Men ging op zoek naar sporen van de oorspronkelijke burcht en het kasteel werd gedeeltelijk gerestaureerd. Een tijdje bevond het Museum voor Folklore zich in het kasteel en trachtte men een "Museum van de 16de eeuw" uit te bouwen. Hoogtepunt was het "Egmontjaar” in 1968, toen men de vierhonderdste verjaardag van de dood van Lamoraal van Egmont vierde met een tentoonstelling "Lamoraal graaf van Egmont en zijn tijd". Het Egmontkasteel kreeg in dat jaar gedurende een paar maanden opnieuw een zestiende-eeuws kleedje aangemeten.

Het pand werd daarna een tijdje gebruikt als onderkomen voor de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten, terwijl in de kelders een alternatieve kunstgalerij werd ingericht. Intussen was de bibliotheek er neergestreken en toen het bibliotheekwezen grondig werd gereorganiseerd, verhuisde de Openbare Stadsbibliotheek naar het kasteel. In 1986 werd er ten behoeve van de bibliotheek aan de zuidgevel een nieuwbouw opgetrokken, die in contrast staat met het oude kasteel.

Restauratie en archeologisch onderzoek

Archeologisch park in het Egmontpark

Na de aankoop door de stad Zottegem werd het kasteel beperkt gerestaureerd. In de jaren zeventig werd het idee om het Egmontkasteel grondiger te renoveren voor de eerste keer naar voren gebracht. Het was echter pas in 1993 dat de eerste restauratiewerken definitief startten; de eerste restauratiecampagne duurde tot 1997. Tijdens die restauratie van het Egmontkasteel werd van de gelegenheid gebruikgemaakt om een archeologisch onderzoek op te starten in het Egmontpark dat zich rond het kasteel bevindt. Dit archeologisch onderzoek vond plaats van 1993 tot 1994, onder leiding van archeoloog Dirk Van Eenhooge. Van Eenhooge had eerder, in 1986 en 1987, naar aanleiding van de bouw van een nieuwe vleugel voor de Stadsbibliotheek, archeologische werken uitgevoerd op de site. Dit bracht belangrijke sporen aan het licht, die in twee fasen op te delen zijn: een burchtfase (11de – 14de eeuw) en een kasteelfase (na 1477). Tijdens het oorspronkelijke archeologisch onderzoek kwamen voornamelijk bouwsporen uit de kasteelfase bloot te liggen.

Burchtfase

Tijdens de opgravingen van 1993-1994 werd verder onderzoek verricht naar sporen die tijdens een proefopgraving in 1986 reeds waren aangesneden. Zo werd wat overbleef van de 'burchtkapel' volledig blootgegraven. Deze kapel bleek een echte 12de-eeuwse Romaanse zaalkerk van 7 bij 13 meter met vierkant koor te zijn. Rond het kerkje moet toentertijd een kerkhof hebben gelegen, maar alleen een gedeelte van het grafveld ten noorden van de kerk werd onderzocht. Een dozijn kindergraven werd teruggevonden, evenals het gebeente van een volwassene nabij het poortgebouw. De grootte van de kerk en de aanwezigheid van een kerkhof laat toe te vermoeden dat deze castrale kapel de vroegste parochiekerk van Zottegem was.

Kasteelfase

Het staat vast dat wat restte van de burcht omstreeks 1477 volledig werd ontmanteld. Het afbraakmateriaal werd gebruikt voor de fundering van het nieuw te bouwen kasteel. Tegen de Oostgevel werd een latrinetoren blootgelegd, die bestond uit een traptoren en een beerput die met een overdekte riolering was verbonden met de slotgracht. Aan de andere kant van de vleugel stond haaks een noordelijke woonvleugel die, vermoedelijk in de 18de eeuw, volledig werd gesloopt. Het oorspronkelijk gebouw was reeds in de 17de eeuw vervangen door kleinere bijgebouwen, zoals de afbeelding in de Flandria Illustrata bevestigt. Bij het archeologisch onderzoek stuitte archeoloog Van Eenhooge op een brandlaag met verkoold hout en verbrande leien. Dit maakte duidelijk dat omstreeks 1600 deze vleugel door een felle brand verwoest werd. De noordvleugel liep in westelijke richting door tot aan de omheiningsmuur en bevatte onder meer een ruim terras met een waterput die bevoorraad werd vanuit de slotgracht. Het kasteel was immers langs de vier zijden omwald, met aan de binnenkant van de gracht een omheiningsmuur die voorzien was van waltorentjes. Van deze muur werden een aantal meter blootgelegd. Ook een gedeelte van het poortgebouw werd onderzocht.

Archeologisch park

Muntvondst uit het Egmontkasteel

Met deze archeologische vondsten kwam het idee om de ontstaansgeschiedenis van Zottegem nog meer te visualiseren. Daarom werden in het Egmontpark de al opgegraven bouwsporen zichtbaar gemaakt. Tegelijk werden ook de walmuur en de brug aangepakt. De vervallen brug die de oorspronkelijke toegang tot het kasteel was, werd gerestaureerd. Het brugdek werd vernieuwd en kreeg een bestrating in kassei om de oude toegang tot het kasteel opnieuw tot leven te brengen. Tegelijk werd een nieuwe gemene muur gemetseld tussen de bewaarde kasteelsite en het gedeelte dat in het begin van de twintigste eeuw werd verkaveld. Voor de verdere aankleding werd gebruikgemaakt van iconografisch materiaal waarmee onder andere de twee achttiende-eeuwse siervazen op de zeshoekige zandstenen brugpijlers konden worden gereconstrueerd.

De grote walmuur, die het hoger gelegen gedeelte van de kasteelsite afbakent, werd ook gerestaureerd, met behoud evenwel van het originele metselwerk. De grote hoektoren werd gedeeltelijk heropgemetseld en ook een stukje van de kleinere walmuur en torentje. Vanaf de brug tot aan dat laatste torentje werd een gracht gegraven, op de plaats van de oorspronkelijke wal. De drassige ondergrond leende zich om hier met een ‘moerasvegetatie’ het vroegere uitzicht op te roepen. Het project werd afgerond in de zomer van 2001.

In 2014 werd in de bibliotheek een digitaal tijdsvenster geïnstalleerd dat de geschiedenis van het kasteel en zijn illustere bewoners virtueel weergeeft.[13][14] Bovendien worden sinds 2018 onder andere opgegraven munten, majolicategels en de originele sleutelstukken van de moerbalk uit het Egmontkasteel tentoongesteld in de 'Egmontkamer' van het Zottegemse stadhuis.

Interieur

Renaissance-erker en balkenplafond van de ridderzaal

Een opvallend element van het kasteel is de rococo bordestrap, een eikenhouten rocailletrap waarop het wapenschild staat van de familie de Coninck-Wapenaert die het kasteel bewoonde in 1756. De gerestaureerde ridderzaal heeft een renaissance-erker op Tudorbogen en een balkenplafond; op de balksleutels werd het schild van Lamoraal van Egmont weggehakt na zijn onthoofding. Er hangen ook twee Oudenaardse wandtapijten uit de 18e eeuw; een doek met twee allegorische figuren door Louis Van Schoor en een doek van Pieter Spierinckx waarop een vossenjacht staat afgebeeld. In het bureau van de bibliothecaris werd de vrijwel intacte 18e-eeuwse wandbekleding met lambrisering gerestaureerd. In de 'kapelkamer' werd op de gotische gewelven een Napoleontische tentdecoratie gereconstrueerd. Op de 'Boekenzolder' bleven de houten balken van de dakconstructie bewaard.

Trivia

Egmontkasteel op een Belgische postzegel uit 1981

Afbeeldingen

Bibliografie

  • BEECKMANS L., VANDENBERGHE S. Een klein muntdepot uit de 16de eeuw in het kasteel van Egmont te Zottegem. In: Handelingen Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde XVI, 2013, pp. 283–286.
  • LAMARCQ D. Drieduizend jaar Zottegem: een bewogen verhaal van elf dorpen in Zuid-Oost-Vlaanderen. Lions Club Zottegem, Zottegem, 1989.
  • LAMARCQ D. Egmontkasteel staat bijna in volle glorie. In: De Beiaard, 30 maart 1996.
  • LAMARCQ D. Het kasteel van Egmont in Zottegem. Van burcht tot bibliotheek. In: Handelingen Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde XVIII (deel 1/deel 2) Themanummer Graaf Lamoraal van Egmont (1522-1586), 2017, pp. 525–563.
  • VAN DEN BOSSCHE H. De burcht en het Egmontkasteel te Zottegem. In: M&L, mei-juni 1990, pp. 12-48.
  • VAN DEN BOSSCHE H. Raadsels en gissingen omtrent burcht en Egmontkasteel te Zottegem. In: Handelingen Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde V, 1991, pp. 175–206.
  • VAN DEN BOSSCHE H. Het Egmontkasteel te Zottegem. Restauratie en herbestemming. In: M&L, jaargang 19 nummer 2, 2000.
  • VAN EENHOOGE D. De middeleeuwse burcht van Zottegem: feiten ... en meningen. In: M&L, mei-juni 1990, pp. 49–59.
  • VAN EENHOOGE D. Archeologisch en bouwhistorisch onderzoek aan het Egmontkasteel in Zottegem. In: Handelingen Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde XVI, 2013, pp. 261–282.
  • VAN EENHOOGE D. Zottegem - Het Egmontkasteel, Archeologie, monument en landschap, s.l., Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Afdeling Monumenten en Landschappen, 1995.
  • VAN LIEFERINGE H. Zottegem, in Het groot kastelenboek van België. Kastelen en buitenplaatsen. Brussel, 1977, p. 289.
  • SCHOUTTEET A. Zottegem, de Egmontstede. Toerisme in Oost-Vlaanderen, 1966/2.
  • SCHOUTTEET A. Het Egmontkasteel van Zottegem. Toerisme in Oost-Vlaanderen, 1972/5.

Zie ook

Zie de categorie Egmontkasteel van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.