Deventer moordzaak

De Deventer moordzaak is de naam die gegeven wordt aan de rechtszaak na de moord op de weduwe Wittenberg in september 1999 te Deventer. Zij was in haar woning aan de Zwolseweg[1] omgebracht door wurging en vijf messteken in de borstkas.

Graf van het echtpaar Wittenberg. Als overlijdensdatum van Jacqueline Wittenberg is hier de dag genomen dat ze vermoord werd aangetroffen.

Deze zaak is een van de langstlopende uit de geschiedenis van het Nederlands strafrecht. Mogelijk is er een justitiële dwaling geweest met betrekking tot de veroordeling van de veronderstelde dader, Ernest Louwes.[2] Over de zaak werden herhaaldelijk Kamervragen gesteld.

Nadat Louwes in eerste aanleg door de rechtbank was vrijgesproken, veroordeelde het gerechtshof te Arnhem in december 2000 Ernest L. tot een gevangenisstraf van 12 jaar wegens het plegen van de moord op Wittenberg. Een van de door het Openbaar Ministerie gebezigde bewijsmiddelen was de geurproef waarbij een politiehond hem zou hebben geïdentifeerd als dader. In 2003 besliste de Hoge Raad dat er gronden waren voor revisie. Zijn gevangenisstraf werd midden 2003 opgeschort, in afwachting van de revisie. Vervolgens werd het arrest van het gerechtshof te Arnhem in februari 2004 door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bekrachtigd, onder verbetering van gronden, op basis van opgedoken DNA-materiaal. De Hoge Raad verwierp in februari 2005 het beroep tegen dat arrest, waarmee veroordeling van Ernest L. voor de moord onherroepelijk werd. De zaak werd niet opnieuw terugverwezen naar een gerechtshof voor een nader onderzoek naar de feiten. Wel bleef de mogelijkheid bestaan voor een eventuele heropening voor revisie (herziening).

Begin 2006 besloot het OM tot nieuw onderzoek naar het bewijsmateriaal, nadat onder anderen ook Maurice de Hond die zich hardnekkig in de zaak vastbeet de aandacht had gevestigd op mogelijke fouten in het eerdere onderzoek. Dit leidde niet tot andere conclusies. Toen Louwes in 2013 ontslagen was uit de gevangenis na voltrekking van het vonnis, dienden zijn advocaten bij de Hoge Raad nogmaals een verzoek tot nader onderzoek in, dat deels werd toegewezen. De advocaten konden de resultaten van dit nadere onderzoek betrekken in een eventueel nieuw verzoek tot revisie aan de Hoge Raad. Na onthullingen over frauduleus handelen bij geurproeven bij politieonderzoeken stelde Louwes op 27 november 2019 de Staat der Nederlanden aansprakelijk voor hem berokkende schade.

De moord

De weduwe Jacqueline Wittenberg werd volgens justitie op de avond van 23 september 1999 in haar woning in Deventer om het leven gebracht.[3] Haar lichaam werd twee dagen later gevonden door de politie, die was gebeld door de kapster van de weduwe. Zij was ongerust omdat mevrouw Wittenberg niet op een afspraak was verschenen. Het lichaam van de weduwe werd aangetroffen in haar woonkamer. De technische recherche stelde vijf messteken in de borst vast en constateerde ook wurgsporen in de hals.[4]

De hoofdpersonen in de jarenlange verwikkeling

De belangrijkste personen in de Deventer moordzaak zijn de volgende:

  • Weduwe Jacqueline Wittenberg : het slachtoffer van de moord
  • Fiscaal jurist Ernest Louwes: hij regelde de financiën voor mevrouw Wittenberg
  • Michaël de Jong: hij verrichtte allerlei werkzaamheden voor weduwe Wittenberg
  • Opiniepeiler Maurice de Hond : hij is overtuigd van de onschuld van Louwes en blijft met grote volharding zich jarenlang ervoor inzetten die te bepleiten. In 2006 noemt hij Michaël de Jong als de échte moordenaar van de weduwe Wittenberg. Niet Louwes heeft het gedaan, maar de 'klusjesman', zoals De Hond hem consequent noemt.[5]

Veroordelingen Louwes

Op 19 november werd de belastingadviseur van de weduwe, Ernest Louwes, gearresteerd. De verdenking jegens Louwes concentreerde zich in eerste instantie op twee aspecten. Uit telefoongegevens was gebleken dat Louwes in de avond van 23 september als laatste telefonisch contact had gehad met de weduwe en tevens dat hij op dat moment in Deventer zou zijn geweest. Bovendien zou uit een geurproef zijn gebleken dat er een verband bestond tussen Louwes en het veronderstelde moordwapen, een mes dat op 25 september op ongeveer een kilometer afstand van het huis van de weduwe Wittenberg was gevonden.[6] Louwes verklaarde tijdens zijn verdediging dat hij ten tijde van het telefoongesprek op de A28 was geweest, niet in Deventer.

De rechtbank te Zwolle achtte niet wettig en overtuigend bewezen dat Louwes de moord had gepleegd en sprak hem in maart 2000 vrij. In hoger beroep oordeelde het gerechtshof te Arnhem in december 2000 anders; Louwes werd wegens moord veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf.[7] Louwes stelde hiertegen cassatieberoep in. Dit werd verworpen, waarna bij de Hoge Raad een herzieningsverzoek ingediend werd door mr. Boksem, Louwes' toenmalige advocaat. In juli 2003 wees de Hoge Raad dit herzieningsverzoek toe, omdat inmiddels was gebleken dat de geurproeven onbetrouwbaar waren geweest en het veronderstelde moordwapen niet het echte kon zijn. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch diende de zaak dus opnieuw te beoordelen. Daarbij besliste de Hoge Raad tevens dat de gevangenisstraf van Louwes werd geschorst zoals de wet voorschrijft, waardoor hij op 1 juli 2003 voorlopig op vrije voeten was.

Tijdens de nieuwe behandeling ter terechtzitting bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch kwam het Openbaar Ministerie op 27 januari 2004 met nieuw DNA-bewijs gegenereerd door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) dat van de blouse van de weduwe Wittenberg afkomstig was. Op grond van dat nieuwe bewijs kwam het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 februari tot het oordeel dat Louwes terecht veroordeeld was, en werd de uitspraak van het Arnhemse gerechtshof gehandhaafd onder verbetering van gronden.[8] Daarmee kwam het mes als bewijs te vervallen en werden de conclusies die uit het DNA-onderzoek werden getrokken in plaats daarvan als bewijs opgenomen. Ook de gevangenisstraf van twaalf jaar werd door het hof in stand gelaten (eerder was er vijftien jaar geëist) en Louwes werd direct weer gevangengenomen.[9]

Het cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch werd op 22 februari 2005 door de Hoge Raad afgewezen, ook al had de advocaat-generaal mr. Vellinga geconcludeerd dat een herziening geboden was.[10] Verscheidene forensisch deskundigen, onder wie Richard Eikelenboom − die eerder het mes dat vervolgens zou worden verworpen als bewijsmateriaal opnieuw had onderzocht − verklaarden dat het veel waarschijnlijker was dat het aangetroffen DNA door geweld was overgedragen dan door zakelijk contact.[11][12][13] Op dat moment was nog geheel niet duidelijk, in welke mate de blouse was verontreinigd met sporen die pas na het delict op de blouse waren aan gebracht. Zie het fotomateriaal van de technische recherche en het NFI, waarmee de veranderingen in toestand van de blouse door het onderzoek heen worden getoond.

Nadat hij twee derde van zijn straf had uitgezeten, werd Louwes op 22 april 2009 vrijgelaten.

Mogelijk motief

Als mogelijk motief voor de moord is aangevoerd dat Louwes uit zou zijn geweest op het geld van de weduwe. Op 13 september had de weduwe een nieuw testament opgesteld, waarin ze Louwes aanwees als de executeur-testamentair van een stichting die na haar dood moest worden opgericht. Louwes zou tevens voorzitter van deze stichting worden.[14][15]

Mogelijke fouten in het onderzoek, zoekgeraakt bewijsmateriaal

Het DNA-bewijs werd door het hof toegelaten nadat justitie kon verklaren dat de blouse waarop het DNA gevonden was altijd goed bewaard was gebleven. Dit proces-verbaal, chain of custody, werd ondertekend door twee rechercheurs die vanaf het begin bij de zaak betrokken waren. Een van hen had echter enige maanden ervoor aan de officier van justitie in een brief bekendgemaakt niet op de hoogte te zijn waar de blouse zich bevond ("er kan dus in de tussentijd van alles mee gebeurd zijn"), terwijl de ander later had aangegeven kort na de ontdekking van de moord niet meer betrokken te zijn geweest bij de zaak. Hoofdofficier Tomesen verklaarde aan de rechter "dat deze tweede rechercheur ten onrechte het PV heeft getekend, maar dat dat niets afdoet aan de inhoud ervan". Een aangifte tegen deze rechercheurs is nooit in behandeling genomen door het OM. Verder had de weduwe toen ze werd vermoord nog een zwart vest aan over de witte blouse heen, dat ergens tijdens het onderzoek is verdwenen.[16]

Publieke aandacht voor de zaak

Rondom Louwes ontstond gaandeweg een groep medestanders, die van mening was dat uit het dossier niet bleek dat hij schuldig zou zijn. De Deventer moordzaak werd landelijk nieuws op 22 mei 2002, toen Netwerk er een uitzending aan wijdde.[17] De zaak is wel vergeleken met de Schiedammer parkmoord, hoewel daarin de eerder veroordeelde op grond van DNA-materiaal juist werd vrijgesproken.[13]

Herzieningsverzoeken in 2006 en 2007, bemoeienis van De Hond

Op 31 januari 2006 maakte het ministerie van Justitie bekend dat er "na signalen uit de samenleving" een nieuw oriënterend onderzoek zou worden gestart.[18] Aanleiding daartoe was een verzoek van professor Peter van Koppen, aangevuld met gegevens die waren verzameld door Maurice de Hond c.s. die zouden wijzen op fouten in het strafrechtelijke onderzoek. De Hond beoogde nader onderzoek naar mogelijk voor Louwes ontlastende feiten, en nader onderzoek naar de rol die een andere persoon bij de moord gespeeld zou kunnen hebben, namelijk Michaël Cornelis de Jong, die in het kader van de zaak vaak werd aangeduid als "de klusjesman" van de weduwe.

Op 31 maart 2006 werd DNA-bewijs waarop Louwes eerder werd veroordeeld opnieuw beoordeeld door dr. Kenny van de Britse Forensic Science Service (FSS). De rapportage van het FSS werd door de diverse partijen verschillend geïnterpreteerd.[19] Zo stelde de advocaat van Louwes dat het FSS-onderzoek aangaf dat de gevonden sporen van Louwes geen zogenoemde dadersporen hoefden te zijn. Rechtspsycholoog Peter van Koppen was daarentegen van mening dat het FSS-onderzoek nog belastender was voor de veroordeelde dan de eerdere analyse van het NFI. Ook mr. Machielse, advocaat-generaal bij de Hoge Raad, kwam op 20 maart 2007 tot die conclusie ook nadat het FLDO (prof. De Knijff) de bewering van het FSS had onderzocht dat er mogelijk DNA van derden in het spel was. Deze stelling zou worden tegengesproken door zeer gevoelig Y-chromosomaal onderzoek dat geen DNA van anderen dan de verdachte had aangetoond, nu ook onder de nagels van het slachtoffer.[20] Van betrokkenheid van een ander dan Louwes bij de moord was dus niets gebleken.[21][22][23][24] Een verzoek om zijn vrijlating werd afgewezen.[25]

In juni 2006 besliste het Openbaar Ministerie naar aanleiding van het eigen oriënterend onderzoek dat er geen aanwijzingen waren voor een gerechtelijke dwaling die een volledig nieuw onderzoek zouden rechtvaardigen.[26][27][28][29]

Het oriënterend vooronderzoek dat het college van procureurs-generaal liet uitvoeren, leidde volgens het OM niet tot andere conclusies dan die de strafrechter eerder al had getrokken. Daarbij werd collectief over het hoofd gezien − dus door OM, NFI, FLDO en de verdediging − dat hiermee de mogelijke aanwezigheid van een tweede vrouwelijke donor niet was uitgesloten. Het eindrapport van het OM werd eind 2007 openbaar gemaakt. Onduidelijk bleef waarom het OM een aantal getuigen die belastende verklaringen hebben afgelegd tegen de klusjesman opnieuw niet had willen horen. Inmiddels had De Hond gepleit voor een parlementair onderzoek naar de zaak.[30][31]

Advocaat Geert-Jan Knoops diende in juli 2006 een nieuw herzieningsverzoek in bij de Hoge Raad der Nederlanden. Bij een procedure bij de Hoge Raad werd door een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie allereerst een zogenaamde "conclusie" (een afdoeningsadvies) ingediend.[32][33]

Op 20 maart 2007 concludeerde advocaat-generaal mr. Machielse dat het DNA-bewijs niet tot herziening kon leiden. Machielse achtte het echter wenselijk dat een raadsheer van de Hoge Raad als raadsheer-commissaris een aantal verbalisanten (politiemensen) nog nader zou horen, alvorens te beslissen op het herzieningsverzoek.

Opening graf slachtoffer

De begraafplaatsbeheerder verklaarde in 2006 ook nog dat hij "de klusjesman" met een etui had zien lopen in de buurt van het graf van de weduwe. Vervolgens zou hij hebben gezien dat de klusjesman de begraafplaats weer verliet zonder dit etui. De Hond hield er op basis van deze getuigenverklaring rekening mee dat het moordwapen in het graf verborgen lag. Tests met een metaaldetector wezen uit dat er inderdaad iets van metaal onder de steen lag.

Het Openbaar Ministerie weigerde aanvankelijk onderzoek te doen bij het graf,[34] maar in een kort geding dwong De Hond verwijdering van de grafsteen af.[35] Diezelfde dag nog, op 9 november 2006, werd de steen op het graf gelicht. Er werd geen mes gevonden, maar een stuk oud ijzer. Ook werd vastgesteld dat de grafrust niet eerder was geschonden.[36][37][38]

Tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen van andere betrokkenen

Op 5 juni 2007 besliste de Hoge Raad bij tussenarrest een raadsheer-commissaris uit eigen midden te benoemen om de door advocaat-generaal Machielse voorgestelde verbalisanten te horen. De beheerder van de begraafplaats werd ook gehoord. Deze verklaarde dat de 'klusjesman' hem op 24 september 1999, een dag voor de ontdekking van het stoffelijk overschot van Wittenberg door de politie, al zou hebben gezegd dat de weduwe 'gewurgd, haar botten gebroken en zeven keer met een mes gestoken' was.[39] Bij een eerder verhoor in oktober 1999 had de begraafplaatsbeheerder een verklaring afgelegd die hierop leek, maar toen had hij de naam van De Jong − die hij wel kende − niet genoemd; hij had het volgens het politieverslag toen enkel over "een man" die verder geen bekende van hem zou zijn geweest. Nog belangrijker was dat de beheerder in dit verhoor zou hebben verklaard dat het op de donderdag na de begrafenis van de weduwe was geweest, en dus niet al op de eerste dag na de moord zoals hij in 2006 beweerde.[40]

Nog een ander punt van grote onduidelijkheid was in verband met het alibi van De Jong het tijdstip waarop hij zijn toenmalige vriendin Meike Ineke Wittermans op de hoogte bracht van de moord. De Jong heeft zelf altijd volgehouden dat hij pas op 28 september 1999 van de politie voor het eerst over de moord hoorde. Deze verklaring stemde overeen met een in het tactisch journaal van de politie vastgelegde verklaring van de vriendin, waaruit bleek dat De Jong haar diezelfde dag telefonisch op de hoogte had gesteld van de moord op de weduwe en zijn eigen verhoor van die dag. Maar in een nieuwe verklaring in mei 2006 zei dezelfde vriendin nu zeker te weten dat De Jong haar al een dag na de moord op een terras over de moord had verteld.[41] Op 31 oktober 2007 maakte de Hoge Raad bekend ook De Jong als getuige te willen horen. Uiteindelijk wees de Hoge Raad op 18 maart 2008 ook dit herzieningsverzoek af.[42] Louwes kondigde direct na de uitspraak aan dat hij zou blijven strijden om zijn onschuld te bewijzen.

Ook hierna bleef er volgens Maurice de Hond c.s. twijfel over de schuld van Louwes. De Hond bleef Michaël de Jong aanwijzen als de echte dader (een door Maurice de Hond geschapen 'mythe', aldus De Jong zelf in een interview[43]), die samen met zijn vriendin zijn verklaringen omtrent zijn alibi tot tweemaal toe had veranderd. Het stemde echter nog steeds niet overeen met het telefoonverkeer van hem en zijn vriendin. Hier kwam bij dat De Jong volgens een aantal getuigen diezelfde avond met de weduwe een afspraak omtrent een regeling van financiële zaken had. De weduwe zou tegenover de beheerder van de Deventer begraafplaats hebben verklaard dat zij De Jong uit haar testament wilde schrappen, volgens een getuigenis die de begraafplaatsbeheerder in oktober 2006 aflegde.[9] Voor deze zaken bestaat echter geen sluitend bewijs en De Jong heeft dit zelf altijd ten stelligste ontkend.

Over de aanschaf van een mes drie dagen na de moord hadden De Jong en zijn vriendin aanvankelijk onjuiste verklaringen afgelegd. Hoewel zij eerst vertelden dat hij een magneetstrip had gekocht, zetten zij in 2007, nadat de betreffende winkel de verkoop van zo een magneetstrip had ontkend, die verklaring om in de aanschaf van een mes.[44]

Handschrifttest

Ook waren er burgers die zich bezighielden met het hierboven genoemde onderzoek door Justitie naar de bij de plaats van het misdrijf aangetroffen briefjes en het vergelijkend handschriftonderzoek dat in het kader van het oriënterend onderzoek is verricht. Dit handschriftonderzoek zou volgens deze groep zijn vervalst om te verhullen dat de vriendin van De Jong de twee anonieme briefjes heeft geschreven. De Rijksrecherche deed naar aanleiding van de aangiftes over deze kwestie een onderzoek naar de gang van zaken rond deze schrijfproeven. Zij vond in juli 2009 "geen aanwijzingen dat met de schrijfproeven in de Deventer moordzaak valsheid in geschrifte is gepleegd".

Kort geding van De Jong tegen De Hond

Op 11 juli 2006 publiceerde De Hond in een oplage van 500 exemplaren een tekst van zijn hand met de titel “Oordeel zelf”, dat hij toezond aan de Eerste Kamer, de Tweede Kamer, de koningin en tal van bestuurders, universiteiten en rechters. In de maanden augustus en september 2006 herhaalde hij ten minste tien keer op zijn weblog dat hij er honderd procent van overtuigd was dat De Jong de moordenaar zou zijn. In oktober 2006 zocht hij de publiciteit door de mogelijkheid aan te dragen dat er een mes in het graf van het slachtoffer zou liggen. Ook toen er na onderzoek geen mes was aangetroffen, bleef hij herhalen dat hij er honderd procent van overtuigd was dat De Jong de moordenaar zou zijn, onder meer in het televisieprogramma EenVandaag op 14 november 2006 en op zijn weblog op 24 november 2006, met als reden een kort geding uit te lokken. In een interview in de krant Metro van 11 december 2006 herhaalde De Hond zijn stelling wederom. Het aldus bij voortduring op radio en televisie, in kranten en op zijn weblog en website door De Hond aanwijzen van De Jong als dader ontlokte tegenmaatregelen.

Reeds in maart 2006 hadden De Jong en zijn vriendin via hun raadsman aangifte bij de politie gedaan wegens smaad, laster en belaging. Met het door hem ontketend media-offensief om de onschuld van Ernest L. aan te tonen, waarin hij De Jong ervan beschuldigde de moord te hebben gepleegd, zou De Hond op grove wijze inbreuk maken op diens persoonlijke levenssfeer en zich schuldig maken aan strafbare feiten, te weten aantasting van diens eer en goede naam (artikel 261 Sr.) en belaging (artikel 258b Sr.). In december 2006 werd Maurice de Hond in een door De Jong tegen hem aangespannen kort geding door de rechter veroordeeld zijn uitlatingen te staken. Gezien alle omstandigheden van het geval wogen de privacy van De Jong en diens recht op bescherming van zijn eer en goede naam zwaarder dan het recht op vrijheid van meningsuiting van De Hond. Op straffe van dwangsommen werd De Hond daarom verboden De Jong op welke wijze dan ook in het openbaar als moordenaar of verdachte in de zaak aan te wijzen. Indien het De Hond erom te doen was misstanden aan de kaak te stellen (namelijk dat het openbaar ministerie zijn taak niet goed zou hebben uitgevoerd), dan achtte de rechter dit doel reeds bereikt. Er was op dit moment immers een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad aanhangig, waarin de Hoge Raad zich (mede) zou baseren op door hem aangedragen feiten en omstandigheden. Het onder die omstandigheden blijven uiten van de beschuldigingen zou niets toevoegen en diende gestopt te worden. Op zijn weblog van 16 november 2006 had De Hond immers vermeld dat hij zijn beschuldiging zou blijven uiten totdat hetzij Ernest L. vrij zou komen, en/of er een serieus onderzoek zou worden ingesteld naar het door hem beweerd daderschap van De Jong of de rechter hem dit zou verbieden.

De Hond beriep zich op de vrijheid van meningsuiting. Hij verklaarde een diepgravend onderzoek te hebben gedaan en zijn bevindingen zouden tot op het hoogste niveau van het openbaar ministerie serieus zijn genomen. Hij ontkende De Jong lichtvaardig te beschuldigen. De rechter kende de vordering van De Jong grotendeels toe, maar weersprak dat De Hond daarmee dan "monddood" zou worden gemaakt, zoals hij had gesteld. Het opgelegd verbod hield in dat hij niet in het openbaar De Jong als moordenaar of verdachte van de moord mocht aanwijzen: het stond hem vrij om bij de daarvoor geëigende instanties zijn overtuiging op dit punt uit te dragen. Indien de omstandigheden zich echter zouden wijzigen en De Jong alsnog door het OM als verdachte zou worden aangeduid of indien hij zou worden veroordeeld voor de moord, diende deze uitspraak opnieuw te worden bezien.[45][46]

Bodemprocedure

In de vervolgens door De Jong en zijn vriendin aangespannen bodemprocedure tegen De Hond veroordeelde de rechtbank te Amsterdam De Hond op 25 april 2007 tot betaling van € 120.000 schadevergoeding. De rechtbank verklaarde voor recht dat de verdachtmakingen van De Hond waarin hij beweerde dat De Jong en/of de klusjesman de moordenaar zou zijn, alsmede waarin hij zegt dat hij zeker weet of de overtuiging heeft dat De Jong of de klusjesman de moordenaar zou zijn, jegens De Jong onrechtmatig zijn, evenals zijn uitlatingen dat diens vriendin medeplichtig zou zijn aan de moord en/of waarin hij zegt dat zij heeft gelogen over zijn alibi en/of heeft gelogen over de schrijver/schrijfster van de briefjes. Ook verklaarde de rechtbank voor recht dat alle door De Hond na 24 januari 2006 in het openbaar gebrachte onderzoeksresultaten op de website www.geenonschuldigenvast.nl in de Deventer moordzaak en de publicatie “Oordeel zelf” waarin hij De Jong beschuldigde van de moord en diens vriendin van betrokkenheid/medeplichtigheid bij die moord en/of leugenachtige verklaringen met betrekking tot die moord, jegens beiden onrechtmatig zijn. Ook werd De Hond opnieuw op straffe van dwangsommen verboden in woord of geschrift, direct of indirect, middellijk of onmiddellijk, in het openbaar waaronder tevens te verstaan via internet, websites of weblog het tweetal in verband te brengen met de moord.[47][48][49]

Inmiddels was tegen De Hond door het OM vervolging ingesteld wegens smaad en smaadschrift op grond van de aangiften van De Jong en zijn vriendin. Op dezelfde datum 25 april 2007 vond in het kader van die strafzaak een regiezitting plaats. In november 2007 werd De Hond schuldig bevonden aan smaad en veroordeeld tot twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.[50][51]

Het hoger beroep tegen de uitspraak in de bodemprocedure werd in oktober 2008 behandeld, en in april 2009 gelastte de rechter De Hond tot een schadevergoeding van € 45.000 aan De Jong en diens vriendin. De Hond bleef echter ook daarna volharden in zijn standpunt.[52]

2010: nieuw DNA-onderzoek

Louwes’ advocaat Knoops verkreeg in 2010, na met een kort geding te hebben gedreigd, gegevens van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) over de uitvoering van het DNA-onderzoek. Deze gegevens speelde hij door naar twee forensische experts in de Verenigde Staten. Knoops hoopte dat hun onderzoek een novum zou opleveren, een gegeven waarmee de rechter bij de behandeling niet bekend was en waarvoor geldt dat de rechter hoogstwaarschijnlijk tot een ander oordeel zou zijn gekomen als deze tijdens het proces wel daarmee bekend was geweest. Op grond daarvan zou de Hoge Raad opnieuw herziening van de zaak kunnen bevelen.[53]

Kamervragen

In april 2010 stelde D66-Tweede Kamerlid Alexander Pechtold vragen over de zaak aan de Minister van Justitie, met name over de schrijfproef bij het forensisch onderzoek naar de anonieme briefjes.[54]

Verzoek nader onderzoek 2013 toegewezen

Onder het regiem van de Wet herziening ten voordele deed advocaat van Louwes en hoogleraar strafrecht Knoops op 20 maart 2013 een nieuwe poging de uitspraak van het Hof Den Bosch uit 2004 aan te vechten. Hij diende een verzoek in voor nader onderzoek, dit met het oog op het aanvragen van een nieuw herzieningsproces.[55] Een aanvraag in het kader van die wet komt eerst terecht bij een advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Deze stuurt de aanvraag door aan een hiervoor in het leven geroepen commissie, de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (ACAS).[56] Het staat de advocaat-generaal vrij, daar onderwerpen aan toe te voegen en dat is in dit geval ook gebeurd. Met name betrof dat onderzoek gedaan door de landelijke recherche naar bepaalde forensische aspecten rond de bepaling van het moment van overlijden op basis van stellingen in de website http://www.deemzet.nl. De adviescommissie adviseerde op dit punt nader advies in te winnen van een patholoog-anatoom.[57]


Mogelijke nieuwe feiten

De commissie wees het verzoek tot nader onderzoek omtrent de mogelijkheid van een gsm-gesprek – dat zou zijn afgewikkeld vanaf de A28, door middel van een zendmast te Deventer – af als te veel een herhaling van wat al onderzocht was. Intussen werden door de advocaat-generaal na tussenkomst van de landelijke recherche n.a.v. de website http://www.deemzet.nl nieuwe inzichten omtrent de afwikkeling van het gsm-verkeer toegevoegd. Zo bleek dat de verklaring van Louwes, dat hij belde 'op de A28, ter hoogte van Harderwijk' in het politieonderzoek abusievelijk was geïnterpreteerd als een telefoontje vanuit 't Harde. Voorts waren deskundigen in 2003 uitgegaan van een systeem van cell-selectie, dat destijds (1999) nog niet was geïmplementeerd. Geconfronteerd met deze nieuwe gegevens trok de getuige-deskundige van KPN Security zijn belastende verklaringen – die in 2000 hadden bijgedragen aan de veroordeling van Ernest Louwes – in.[58] Tevens riep hij de andere gsm-deskundigen op hetzelfde te doen.[59]

Inmiddels kwamen er weer mogelijke nieuwe feiten naar boven die een ander licht op de zaak wierpen. Op grond van de positie van de lijkvlekken vermoedden deskundigen bovendien dat het lijk een aantal uur na de moord nog was verplaatst vanuit de gang naar de woonkamer.[60] Ook bleek nu, dat de forensische arts die ter plaatse was op de p.d. onmiddellijk na de vondst van het slachtoffer, door de technische recherche de gelegenheid was ontnomen dit soort gegevens al meteen vast te stellen (livor mortis patronen, afwezigheid van hoornvliesvertroebeling, temperatuurmeting, lijkverstijving). Uit nieuwe analyses zou bovendien zijn gebleken dat er veel minder DNA van Louwes op de blouse van de weduwe zat dan waar de rechtbank van was uitgegaan bij de nieuwe veroordeling van Louwes.[61]

Daarop voegde de advocaat-generaal alsnog deze thema's toe aan de lijst met te onderzoeken onderwerpen in zijn beslissing van 4 juli 2014.[62] In april 2017 werd een rapport van technisch onderzoeksinstituut TNO gepubliceerd waarin werd geconcludeerd dat er contact kan zijn gelegd tussen Louwes' telefoon en een zendmast in Deventer, ook als hij zich niet in de nabijheid daarvan bevond.[63] De bevinding van TNO werd als nieuw ontlastend bewijs gepresenteerd en als een van de mogelijke middelen om de Deventer moordzaak nogmaals te heropenen.[64][65]

2019: impasse

Het onderzoek belandde in 2018 in een impasse naar aanleiding van het rapport van de door de advocaat-generaal bij de Hoge Raad ingeschakelde Engelse DNA-deskundige, die de conclusie van het NFI onderschreef dat het ‘meest waarschijnlijke scenario’ was dat het DNA van Louwes door geweld op de blouse van de weduwe Wittenberg moest zijn terechtgekomen. Hierop werd besloten de zaak nogmaals te laten bestuderen door een cold case-team van de Amsterdamse politie.[66][67][68]

De facto werd hiermee de scope van het feitenonderzoek uitgebreid; het coldcaseteam kreeg de opdracht te kijken naar <<de objectieve informatie zoals foto’s en rapporten van de sporen van toen op de plaats delict en van de sectie>>, terwijl in 2014, aan de start van dit traject de Advocaat-Generaal dit onderwerp nog nadrukkelijk had uitgesloten: <<Ik zie die aanknopingspunten voor nader onderzoek op dit moment evenmin. In het licht van het advies van de ACAS zal ik deze kwestie [opm.: contaminatie] dan ook niet betrekken in het door mij te entameren nadere feitenonderzoek.>>. Het coldcaseteam krijgt dan te maken met informatie, zoals in deze beeldbank Deventer Moordzaak kan worden geraadpleegd.

Cd-rom

In januari 2019, toen de proeftijd van zijn voorwaardelijke veroordeling wegens smaad voorbij was, kondigde De Hond een multimediaal project aan over de zaak, met volgens hem overtuigende feiten waardoor de zaak in een ander daglicht zou komen te staan.[69][70]

Op 27 maart 2019 maakte de Volkskrant bekend inzage te hebben gekregen in een cd-rom met mogelijk ontlastend bewijsmateriaal. De krant meldde dat op de cd-rom meer dan 150 foto's en verslagen staan van het politieonderzoek naar de moord. Volgens de krant zijn vingerafdrukken gewist en is er een nieuwe foto van het slachtoffer met een mogelijk ontlastende bloedvlek. Verder zouden cruciale passages uit het uiteindelijk opgemaakt proces-verbaal verbaal zijn geschrapt. Details in het concept ervan die niet overeenkwamen met het veronderstelde moordwapen zouden zijn verwijderd. Op de opgedoken foto's is volgens de krant duidelijk te zien dat er meerdere vingerafdrukken zitten op het mes. Het onderzoeksrapport dat na de moord naar buiten kwam, vermeldde dat er geen vingerafdrukken op het moordwapen zaten.[71][72]

Volgens De Hond leverde justitie zelf onbedoeld dit ‘ontlastende bewijs’ voor vervalsingen die zouden zijn gepleegd door de toenmalige Technische Recherche in Raalte. Op de vrijgegeven cd-rom stonden een aantal verborgen bestanden die kinderlijk eenvoudig te kraken bleken. Eén van de herstelde bestanden bevatte het concept proces-verbaal over het rechercheonderzoek uit 1999, waarvan de tekst bleek af te wijken van het uiteindelijke proces-verbaal zoals dat destijds aan het procesdossier werd toegevoegd. Volgens De Hond zou Louwes hiermee in zijn verdediging zijn geschaad.[73][74]

Het vermeende ontlastende materiaal levert volgens Peter van Koppen, Peter R. de Vries en advocaat Jan Vlug 'op zichzelf' geen enkel bewijs op dat Louwes onschuldig is. Het materiaal zou betrekking hebben op het eerste proces en zou niets afdoen aan de feiten waarvoor Louwes is veroordeeld.[75]

Opnieuw Kamervragen

Naar aanleiding van de publicaties over de cd-rom werden door Tweede Kamer-lid Attje Kuiken (PvdA) vragen gesteld aan de Minister van Justitie. Zij vroeg onder meer of uit een herzieningsonderzoek zou kunnen blijken dat er, al dan niet opzettelijk, onregelmatigheden tijdens een eerder politieonderzoek hebben plaatsgevonden.[76]

Minister Ferdinand Grapperhaus antwoordde in mei 2019 dat uit een herzieningsonderzoek kan blijken dat er, al dan niet opzettelijk, onregelmatigheden hebben plaatsgevonden tijdens een eerder politieonderzoek. Er kon niet worden aangegeven wat in dat geval de gevolgen zijn voor degenen die toentertijd verantwoordelijk waren voor de onregelmatigheden: dit is onder meer afhankelijk van (de ernst van) de onregelmatigheden en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Eventueel zouden onregelmatigheden door de Hoge Raad kunnen worden aangemerkt als een novum, dan wel van belang zijn voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een novum.[77]

Stichting

In maart 2019 richtte Maurice de Hond de Stichting Oordeel Zelf op, die zich volgens de statuten bezighoudt met ‘het bevorderen van rechtvaardigheid en transparantie bij strafzaken'. Omtrent zijn drijfveer verklaarde hij in een interview: "De geschiedenis heeft mij geleerd wat het is om te leven in een staat zonder rechtsorde. Louwes interesseert me niet."[78]

Beloning

In september 2019, 20 jaar na de moord, loofde De Hond via de door hemzelf opgerichte en bestuurde stichting middels een advertentie in dagblad de Stentor evenals eerder in 2006 opnieuw een beloning uit voor de tip die zou leiden tot de aanhouding van wat hij noemde 'de echte moordenaar van weduwe Wittenberg'. In een interview in die krant had advocaat-generaal Mr.Diederik Aben inmiddels gesteld dat er tijdens het onderzoek grote blunders zouden zijn gemaakt.[79] De Hond zag zich hierdoor gesterkt in zijn standpunt omtrent de onterechte veroordeling van Louwes.[80][81][82][83][84]

Podcast

In de loop van 2019 produceerde het dagblad de Stentor een podcast in meerdere afleveringen over de zaak, met een gesproken overzicht van de verwikkelingen door de jaren heen.[85][86]

Fraude met geurproeven

In november 2019 werd gesteld dat er met de geurproef ronduit frauduleus kon worden gehandeld en dat dit bij opsporingsonderzoeken in Nederland ook daadwerkelijk op grote schaal zou zijn gebeurd. Op onjuiste wijze uitgevoerde geurproeven met honden door de politie Oost-Nederland zouden vele strafzaken op ongeoorloofde wijze hebben beïnvloed. Dit zou blijken uit een onderzoek van dagblad de Volkskrant, onder meer gebaseerd op een rapport uit 1998 van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie.[87] In de periode tussen 1987 en 2006 zouden honderden verdachten met hondengeurproeven onterecht zijn gekoppeld aan een misdaad. Deze onthulling kon onder meer ernstige gevolgen hebben voor de Deventer moordzaak.[88][89][90][91][92] Op 27 november 2019 maakte advocaat Knoops bekend dat zijn cliënt Louwes de Staat der Nederlanden aansprakelijk stelde voor de beweerdelijk door onrechtmatig handelen door opsporingsambtenaren bij het onderzoek tegen hem en de daaruit voortvloeiende veroordeling aan hem berokkende schade.[93] Bij het politie- en justitieonderzoek zouden vijf onregelmatigheden jegens hem zijn begaan. Het gaat daarbij om de contaminatie van sporen en kleding: de blouse van de weduwe zou verkeerd bewaard zijn en daardoor zouden dna-sporen mogelijk ‘vervuild’ zijn geraakt.

Literatuur

  • Stan de Jong De Deventer moordzaak (2003) [94]
  • Ton Derksen Het O.M. in de fout (p. 65 e.v.), Veen Magazines (2008) ISBN 978908571-170-4
  • Bas Haan De Deventer moordzaak. Het complot ontrafeld, Nieuw Amsterdam (2009) ISBN 9789046805046
  • Ernest Louwes Schuldig; mijn verhaal over de Deventer moordzaak, Kosmos Uitgevers (2009) ISBN 9789021545493
  • Ton Derksen Leugens over Louwes, de Vrije Uitgevers (2011) ISBN 9789491224119
  • Demo Beeldbank Deventer Moordzaak (2019) [95]
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.