Corporatisme

Corporatisme als maatschappijsysteem is een model waar wetgevende macht aan burgervergaderingen wordt toegekend die economische, industriële, agrarische en professionele groepen vertegenwoordigen. In tegenstelling tot pluralisme, waar vele groepen strijden voor de controle van de staat, nemen in het corporatisme verscheidene onverkozen lichamen een beslissende rol aan in het besluitmakingsproces. Het is een politiek-economische leer, die probeert een middenweg te vormen tussen het marxisme en het kapitalisme, en die verwant is aan het solidarisme.

Corporatisme: ontstaan

Het corporatisme ontstond in conservatieve milieus in het midden van de 19de eeuw als een reactie tegen de moderniteit, zowel tegen het individualistische liberalisme als het collectivistische socialisme. Het corporatisme inspireerde zich op de middeleeuwse gilden, om opnieuw te komen tot een maatschappij gebaseerd op organisch gegroeide sociale verbanden waar ieder zijn plaats kende.

In oorsprong wilde het corporatisme de economie indelen in verschillende corporaties per deelgebied, die de marxistische klassen zou overtreffen en verenigen. Patroons en arbeiders zouden samen in een corporatie zitten, en zo gezamenlijk hun problemen oplossen.

Op sociaal vlak organiseerde het vakorganisaties waarin niet alleen arbeiders (zoals in de syndicaten of vakbonden) maar arbeiders én werkgevers zetelden (gemengde beroepsorganisaties), om zo de bestaande orde te garanderen.

Politiek corporatisme in het interbellum

Op politiek vlak was het corporatisme tegen de liberale visie van de individuele burger die zelf bepaalt voor wie hij stemt, en ook tegen de socialistische visie van strijd tussen de sociale klassen. In plaats van de politiek te organiseren op basis van individuen (liberalisme) of klassenstrijd (socialisme) wilde het corporatisme de verschillende maatschappelijke groepen vooreerst aan elkaar binden en daarna ook aan de staat binden.

Het kapitalisme beschouwt corporatisme als zuivere overheidsinterventie. Het marxisme beschouwt het als socialisme voor de bourgeoisie.

Het Plan De Man, het Plan van de Arbeid van België ontworpen door Hendrik de Man had uitgesproken corporatistische trekken. Via economische planning door middel van vijf economische secretariaten, die beheerd werden door technocraten, zou een einde gesteld worden aan de werkloosheid en zo ook aan de voedingsbodem voor de fascisten. De grootste vijand was het monopoliekapitalisme, waar de staat zijn invloed verliest aan de grote bedrijven. Het plan voorzag dan ook in een beleid van nationalisering van basisindustrieën.

Met enige reserve kan men het Plan van de Arbeid (SDAP, 1935) van onder meer Jan Tinbergen en Hein Vos eveneens tot het corporatisme rekenen.

In fascistische landen werd vaak een corporatief stelsel ingevoerd, aangeduid met de naam verticaal corporatisme. Niet alleen werkgevers en werknemers hadden zitting in een corpus, maar ook afgevaardigden van de fascistische partij. Op die manier is er sprake van grote overheidsinterventie.

Bij het horizontale corporatisme, ook aangeduid met horizontaal syndicalisme, is de inmenging van de overheid beperkter: zij grijpt alleen in wanneer de werkgevers en werknemers er niet uitkomen. Dit corporatisme werd neergeschreven door paus Pius XI in zijn encycliek Quadragesimo anno. Wanneer volledige overheidsinterventie ontbreekt, dan neigt het systeem tot een vorm van anarchosyndicalisme. Het Spaanse falangisme trachtte een soortgelijk systeem in te voeren, doch dit stuitte op de weerstand van Franco.

De praktijk van het corporatisme

Landen met een corporatistisch systeem:

Landen met corporatistische trekken:

  • In Nederland kent men het aan het corporatisme ontleende Poldermodel.
  • Ierland, waar men het "sociale partnerschap" (Social Partnership) kent.
  • België met zijn sociaal overleg

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.