Hendrik de Man

Hendrik de Man (Antwerpen, 17 november 1885 - Greng, 20 juni 1953) was een Belgisch socialistisch politicus.

Hendrik de Man
De Man (ca. 1935)
GeborenAntwerpen, 17 november 1885
OverledenGreng, 20 juni 1953
Land België
PartijBWP
Functies
? - ?Secretaris ISJW
1911 - ?Algemeen secretaris CAO
1921 - 1922Directeur Arbeidershogeschool
1935 - 1936Minister van Openbare Werken
1936 - 1938Minister van Financiën
1938 - 1940Partijvoorzitter van de BWP
Portaal    België
Politiek

Levensloop

Jeugd

De Man stamde uit een Antwerpse familie van liberale en vrijzinnige kleinburgerij. Hij trad in 1902 toe tot de Internationale der Socialistische Jonge Wachten (ISJW), de jongerenorganisatie van de Belgische Werklieden Partij (BWP). Hij werd onmiddellijk secretaris en redigeerde van 1903 tot 1904 het SJW-blad De Zaaier.[1]

In 1903-1904 studeerde hij natuurwetenschappen aan de ULB en in 1904-1905 voor burgerlijk ingenieur aan de Rijksuniversiteit Gent. Ook in Gent engageerde hij binnen de Socialistische Jonge Wachten en was hij lid van de literaire studentenkring Jonge Krachten en de Vlaamsgezinde studentenvereniging Ter Waarheid. In de schoot van de SJW stichtte De Man een studiekring, waarin hij lezingen gaf over Vlaamse letterkunde en de Vlaamse Beweging. In 1907 was De Man medeoprichter van de Vlaamsche Federatie der Socialistische Jonge Wachten, waarvan hij tot de Eerste Wereldoorlog de officieuze politieke leider was.

Periode in Duitsland

Begin 1905 belandde hij een periode in de gevangenis wegens incidenten bij een solidariteitsactie voor de Russische Revolutie. Na zijn vrijlating gaf hij zijn studies op en trok hij naar Leipzig in Duitsland, waar hij economie, psychologie, wijsbegeerte en geschiedenis studeerde.[2] De Man was er eveneens correspondent van de Leipziger Volkszeitung, het toonaangevende marxistische dagblad in Europa. In diezelfde periode had hij contacten met diverse boegbeelden van het marxisme, zoals Karl Liebknecht, met wie hij in 1907 de Socialistische Jeugdinternationale stichtte. De Man bleef er de internationale secretaris van tot 1909.

Terug in België en de Eerste Wereldoorlog

In 1910 keerde hij terug naar België en in 1911 werd hij algemeen secretaris van de Centrale voor Arbeidersopvoeding (CAO). Ook werd hij medewerker van het linkse tendensblad La Lutte des Classes en publiceerde hij samen met Louis de Brouckère kritische beschouwingen over het Belgische reformisme in Die Neue Zeit.

In juli 1914 maakte hij in Parijs als tolk de besprekingen tussen Franse en Duitse socialisten mee en was getuige van de vredesinspanningen van Jean Jaurès. Toen de Eerste Wereldoorlog niettemin uitbrak, nam hij dienst als vrijwilliger in het Belgische leger. Tegen het einde van de oorlog was hij officier. Zijn legertijd werd tweemaal onderbroken, de eerste maal in april 1917 om met Emile Vandervelde en Louis de Brouckère de jonge Sovjet-Unie als verbondene in de oorlog te houden; de tweede maal om korte tijd later als lid van een regeringsdelegatie de arbeidsmethodes in de Verenigde Staten te bestuderen (Au pays du Taylorisme). Hij verbleef tot 1921 in Noord-Amerika.

Opnieuw in Duitsland en politiek engagement binnen de BWP

Bij zijn terugkeer werd hij directeur van de pas opgerichte Arbeidershogeschool in Ukkel. Uit protest tegen de Vrede van Versailles ging hij in 1922 terug naar Duitsland, waar hij sociale psychologie doceerde aan de universiteit van Frankfurt en de Akademie der Arbeit van deze instelling. In 1926 verscheen "Die Psychologie des Sozialismus" en in 1933 "Die sozialistische Idee", zowel een kritiek op het marxisme als een aanzet tot het planisme. Toen de nazi's aan de macht kwamen, werd hij in september 1933 geschorst als docent.

De BWP, die in moeilijkheden zat, vroeg De Man in 1932 om terug naar België te keren en de BWP te redden. Hij was als marxist dan ook een felle tegenstander van het reformistische karakter dat de BWP aannam en dat volgens hem de reden was voor de crisis binnen de partij. Hij ging het Bureau voor Sociaal Onderzoek, de BWP-studiedienst, leiden.

Als dam tegen het toen opkomende fascisme werkte De Man een plan uit voor België: het Plan van de Arbeid - werd al snel het 'plan-De Man' genoemd - voorzag in de installatie van een zogenaamde plansocialistische economie. Een tweede vernieuwing die hij doorvoerde in de BWP was de transformatie van arbeiderspartij naar volkspartij. De BWP moest een beleid voeren of een retoriek aanhangen die zowel arbeiders, kleine zelfstandigen en de burgerij kon aanspreken. Aldus moest de BWP afstappen van de (sociaal) deterministische visie van het socialisme en meer de ethiek en het voluntarisme naar voren schuiven als de basis van het BWP-beleid.

Plan-De Man

Via economische planning door middel van vijf economische secretariaten die beheerd werden door technocraten zou een einde gesteld worden aan de werkloosheid en zo ook aan de voedingsbodem voor de fascisten. De grootste vijand was het monopoliekapitalisme, waar de staat zijn invloed verliest aan de grote bedrijven. Zijn plan voorzag dan ook in een beleid van nationalisering van basisindustrieën.

Als voorstander van een 'autoritaire democratie' wilde De Man de regering verlossen van het 'juk der partijen'. De verlammende invloed van partijen op de vlotte werking van de regering en de onophoudelijke kritiek van het parlement moesten ingedijkt worden, wilde de staat zijn machtig potentieel niet willen verliezen aan de vrije markt. Aldus voorzag het plan in legislatuurregeringen en was de regering geen verantwoording meer verschuldigd aan het parlement. Het enige criterium waar de regering aan getoetst mocht worden was het al dan niet voldoen aan het algemeen belang. Dit algemeen belang kon volgens De Man eenduidig geïnterpreteerd worden.

Van 1935 tot 1936 was De Man minister van Openbare Werken en van 1936 tot 1938 was hij minister van Financiën. Ook zetelde hij van 1936 tot 1946 als gecoöpteerd senator in de Senaat. Na het overlijden van Emile Vandervelde werd hij in mei 1939 verkozen tot partijvoorzitter van de BWP en eveneens hoofdredacteur van het Nederlandstalige partijmaandblad Leiding. Nadat de Algemene Raad van de BWP hem in december 1939 niet meer volgde in zijn strikte neutraliteitspolitiek, raakte hij meer en meer geïsoleerd binnen de partij.

Collaboratie, ballingschap en dood

De Duitse inval in mei 1940, de daaropvolgende Belgische capitulatie en de successen van het Duitse leger in andere landen riepen bevestigden voor De Man zijn scepsis over democratie.[3] Op 28 juni 1940 publiceerde De Man zijn spraakmakende 'Manifest'. Daarin riep hij de socialisten op zich niet te verzetten tegen de bezetter, integendeel, volgens hem bood "de ineenstorting van een vermolmde wereld" nieuwe opportuniteiten en lag de weg open naar "Europese vrede en sociale rechtvaardigheid".[4] Terwijl de meeste socialistische leiders het land ontvluchtten, bleef De Man in België. Hij bood zijn diensten aan bij koning Leopold III en was de enige politicus die aan diens zijde bleef staan.

Getrouw aan de neutraliteitspolitiek van oktober 1936 ontplooide hij onder de bezetting een neutralistische, sociale en economische activiteit met opschorting van de politieke actie van de BWP. Toch bereidde hij, samen met zijn rechterhand Edgard Delvo en een groot deel van het socialistische kader, mee de oprichting voor van de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, een eenheidsvakbond van arbeiders en bedienden, aanvankelijk met instemming van de bezetter.

Vlaamsgezinde collaborateurs en de bezetter begonnen evenwel wantrouwen te koesteren tegen zijn belgicistische aspiraties. In het voorjaar van 1941 werd hem een verbod opgelegd om publiek op te treden. Daarop trok hij zich terug in een Alpenhut in La Clusaz (Haute-Savoie, Frankrijk).

Na de Bevrijding van augustus 1944 vond hij met de steun van een socialistische medestander politiek asiel in Zwitserland. Op 12 september 1946 veroordeelde de Belgische krijgsraad hem bij verstek tot een gevangenisstraf van twintig jaar en tien miljoen frank schadevergoeding voor zijn collaboratie tijdens de oorlog.[5]

De Man bleef tot aan zijn dood in Zwitserland wonen. Vanaf 1947 was hij onder een schuilnaam ook medewerker voor het dagblad De Standaard. Op 20 juni 1953 kwamen hij en zijn vrouw om het leven toen hun auto nabij Murten door een trein werd gegrepen,[5] wat door zijn zoon Jan en door anderen als een mogelijke zelfmoord werd beschouwd.

Zie ook

Publicaties

Artikel in Le Soir "La Crise du Capitalisme", 31 augustus 1931
  • Psychologie van het socialisme (1926)
  • Opbouwend socialisme (1931)
  • Voor een Plan van Actie (1934)
  • Après coup, memoires, Brussel, 1941.
  • Cavalier seul, Genève, Ed. du Cheval Ailé, 1948.
  • Au delà du marxisme, Parijs, éditions du Seuil,1974.

Literatuur

  • Ernest MANDEL, Hendrik De Man: een intellectuele tragedie, in: Links, 1959.
  • L'idée socialiste, Genève, Association pour l’étude de l'oeuvre d'Henri de Man, Presses Universitaires Romandes, 1975.
  • Voorbij het nationalisme, Edegem, Vereniging voor de studie van het werk van Hendrik de Man, 1988.
  • Massificatie en cultuurverval, Edegem, Vereniging voor de studie van het werk van Hendrik de Man, 1991.
  • Nationalisme en socialisme, Edegem, Vereniging voor de studie van het werk van Hendrik de Man, 1991.
  • Henri de Man 1885-1985, speciale uitgave bij de honderdste verjaardag van de geboorte van Hendrik De Man, november 1985.
  • Michel BRELAZ, Une autre idée du socialisme, biografie Hendrik De Man, Genève, éditions des Antipodes, 1985.
  • Ernest MANDEL, Hendrik De Man: een portret 1885-1953, Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen, 1985.
  • Michel BRELAZ, Léopold III et Henri de Man, Genève, éditions des Antipodes, 1988.
  • Michel BRELAZ, Henri de Man. Le "dossier Léopold III" et autres documents sur la période de la Seconde Guerre Mondiale, Genève, Ed. des Antipodes, 1989.
  • Michel BRELAZ, Un fascisme imaginaire, Genève, éditions des Antipodes, 2000.
  • Bob COOLS, Op zoek naar het verloren Plan. Van het 'Plan de Man' tot de naoorlogse economische planning, 2005.
  • Andries VAN DEN ABEELE, In Brugge en in West-Vlaanderen tijdens de Achttiendaagse Veldtocht (mei 1940), naar de herinneringen van Hendrik de Man en anderen, in: Brugs Ommeland, 2006.
  • Jan Willem STUTJE, Hendrik De Man, Een man met een plan, biografie, Antwerpen, Uitgeverij Polis, 2018.

Referenties

  1. Biografie Hendrik De Man in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.
  2. Over Hendrik De Man; Vereniging Hendrik de Man; 21 augustus 2008
  3. Rik Hemmerijckx, "A la guerre comme à la guerre : Gentse socialisten tussen collaboratie en verzet (1940-1944)" (PDF 3 MB), in BTNG-RBHC, XXIV, 1993, nr. 3-4, p. 529-572, daarin p. 536 (p. 8 in de PDF)
  4. Ruddy Doom, Vrijheid en gelijkheid, Gent : Centrum voor politiek-wetenschappelijk onderzoek, 1986, p. 210
  5. Michel Brélaz & Ivo Rens, "Henri de Man, 1885-1953", in Biographie nationale, Brussel : Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts, 1974, deel 38 (suppl. 10), nr. 2 (PDF 18,6 MB), p. 535-554 (p. 277-286 in de PDF); het artikel is in oktober 2006 heruitgegeven als webpagina in de Les Classiques des sciences sociale van de Université du Québec à Chicoutimi
Voorganger:
Frans Van Cauwelaert
Minister van Openbare Werken
1935-1936
Opvolger:
Joseph Merlot
Voorganger:
Max-Léo Gérard
Minister van Financiën
1936-1938
Opvolger:
Eugène Soudan
Voorganger:
Emile Vandervelde
Partijvoorzitter van de BWP
1938-1940
Opvolger:
ontbonden
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.