zwiepen
Nederlands
Woordafbreking
- zwie·pen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘veerkrachtig doorbuigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1802 [1]
- afgeleid van zweep met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwiepen |
zwiepte |
gezwiept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
zwiepen
- inergatief veerkrachtig doorbuigen en weer terugspringen
- Het kind zwiepte heen en weer op de trampoline.
- overgankelijk iets snel verplaatsen
- De man werd door de golf tegen de mast gezwiept.
Hyponiemen
- omzwiepen
Vertalingen
1. veerkrachtig doorbuigen en weer terugspringen
Gangbaarheid
- Het woord zwiepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwiepen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.