zweep

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zweep
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘karwats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zweep zwepen
verkleinwoord zweepje zweepjes

Zelfstandig naamwoord

zweep v/m

  1. een handwapen in de vorm van een lang ineengedraaid stuk leer dat met een zwiepende beweging pijnlijke slagen uit kan delen
Hyponiemen
  • balatazweep, koetsierszweep, rijzweep, tamarindezweep
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zwepen

zweep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwepen
    • Ik zweep. 
  2. gebiedende wijs van zwepen
    • Zweep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwepen
    • Zweep je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zweep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.