zwieper
Nederlands
Woordafbreking
- zwie·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwieper | zwiepers |
verkleinwoord | zwiepertje | zwiepertjes |
Zelfstandig naamwoord
zwieper m
- een snelle en ongecontroleerde beweging
- De dronken man maakte een grote zwieper over de gladde weg en reed met een grote klap tegen een boom.
Gangbaarheid
- Het woord zwieper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwieper' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.