zwieper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwie·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zwiepen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwieper zwiepers
verkleinwoord zwiepertje zwiepertjes

Zelfstandig naamwoord

zwieper m

  1. een snelle en ongecontroleerde beweging
    • De dronken man maakte een grote zwieper over de gladde weg en reed met een grote klap tegen een boom. 

Gangbaarheid

  • Het woord zwieper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.