zwiep

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwiep
enkelvoud meervoud
naamwoord zwiep zwiepen
verkleinwoord zwiepje zwiepjes

Zelfstandig naamwoord

zwiep m [1] [2]

  1. zwaai, draai
    • Hij gaf een zwiep aan de volumeknop van de radio en reed plankgas weg 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
zwiepen

zwiep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwiepen
    • Ik zwiep. 
  2. gebiedende wijs van zwiepen
    • Zwiep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwiepen
    • Zwiep je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zwiep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.