zwieping
Nederlands
Woordafbreking
- zwie·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwieping | zwiepingen |
verkleinwoord | zwiepinkje | zwiepinkjes |
Zelfstandig naamwoord
zwieping v
- (bouwkunde) een schuingeplaatste lat die twee onderdelen in onderling loodrechte stand houdt
- Deze verbinding wordt ook verkregen door de zwiepingen welke tegen de steigerpaal en den kozijnstijl gespijkerd zijn.
- (techniek) afwijking door doorbuigen
- Het frame [...] is geheel van dikke buizen gebouwd [...] om [...] er alle zwieping aan te ontnemen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord zwieping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwieping' herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- blz 79. De Kampioen
Feb 1, 1895
Vol. 12, No. 5
ANWB BV
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.