zwendelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwen·de·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oplichten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1775 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwendelen
zwendelde
gezwendeld
zwak -d volledig

Werkwoord

zwendelen

  1. inergatief oneerlijk zijn, bedriegen, oplichten, frauderen
    • Mensen die zwendelen zijn oplichters. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwendelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.