zwendelaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwen·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘oplichter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1789 [1]
  • Naamwoord van handeling van zwendelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud meervoud
naamwoord zwendelaar zwendelaars
verkleinwoord zwendelaartje zwendelaartjes

Zelfstandig naamwoord

zwendelaar m/v

  1. bedrieger, oplichter
    • De zwendelaar heeft de bank voor duizend euro opgelicht. 
Hyponiemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord zwendelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.