zijde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zijde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzεidә/
Woordafbreking
  • zij·de
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zijkant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
  • [1] (erfwoord): Middelnederlands side, uit Oudnederlands sīda (Reimbibel), uit Oergermaans *sīdōn- ‘flank, uiteinde’, zoals Duits Seite en Engels side, uitbreiding van het bijvoeglijk naamwoord *sīdaz ‘breed, wijd’ (waaruit zijd in ‘wijd en zijd’), dat terug op Proto-Indo-Europees *sh₁i-tó- gaat.
  • [2] Ontleend aan het Volkslatijnse *sęda, klassiek saeta ‘dierenhaar’.
1. enkelvoud meervoud
naamwoord zijde zijden
zijdes
verkleinwoord
2. enkelvoud meervoud
naamwoord zijde
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zijde of zij; v/m

  1. grenslijn van een tweedimensionale figuur of het grensvlak van een lichaam [2]
    • De ene zijde is beschreven, de andere is leeg gelaten. 
  1. zeer zachte stof gemaakt van cocons van de zijderups [3]
    • Deze rok is van zijde. 
  1. de personen die gezamenlijk voor iets strijden (letterlijk of figuurlijk)
    • Na een paar jaar had iedereen aan beide zijden het steeds moeilijker zich te herinneren waar die hele oorlog nu eigenlijk om begonnen was 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zijde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.