zemelen
Nederlands
Woordafbreking
- ze·me·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zemelen |
zemelde |
gezemeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- inergatief zeuren, langdurig doorpraten over iets dat van weinig belang is
- Er werd eindeloos gezemeld en gezeverd.
Zelfstandig naamwoord
zemelen mv
- (voeding) de met de zaadhuiden vergroeide vruchtwanden en kiemen, die vrij komen bij het tot meel malen van de graankorrel
- Het nuttigen van zemelen is erg gezond omdat ze veel vezels bevatten.
Hyponiemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zemelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zemelen' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "zemelen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- zemelen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.