zege
Nederlands
Woordafbreking
- ze·ge
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘overwinning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zege | zeges |
verkleinwoord | zegetje | zegetjes |
Zelfstandig naamwoord
zege v/m
- De thuisclub behaalde een belangrijke zege.
- Het was niet goed, het was zenuwslopend, maar FC Twente is terug in de eredivisie. Omdat de enige overgebleven concurrent Sparta onderuit ging bij Jong PSV, was een punt tegen Jong AZ voldoende. De mooiste 0-0 van het seizoen voelde als de meest glorieuze zege. De ultieme bevrijding. [2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zege' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.