ritzege

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ritzege    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɪtsexə/
Woordafbreking
  • rit·ze·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ritzege ritzeges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ritzege v/m

  1. (wielrennen) het winnen van een etappe van een wielerwedstrijd
    • Op de laatste klim sloegen de Colombiaanse klimmers toe. López, die als nummer 3 in het klassement aan de rit begon, mocht uiteindelijk juichen met eindwinst, terwijl de ritzege voor Nairo Quintana (Movistar Team) was. [1] 
    • De tweede ritzege van de Kazak was de zevende overwinning voor Astana binnen vier dagen. [2] 
Synoniemen
  • etappeoverwinning, etappewinst, ritoverwinning

Gangbaarheid

  • Het woord ritzege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.