ritzege
Nederlands
Woordafbreking
- rit·ze·ge
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rit zn en zege zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ritzege | ritzeges |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ritzege v/m
- (wielrennen) het winnen van een etappe van een wielerwedstrijd
- Op de laatste klim sloegen de Colombiaanse klimmers toe. López, die als nummer 3 in het klassement aan de rit begon, mocht uiteindelijk juichen met eindwinst, terwijl de ritzege voor Nairo Quintana (Movistar Team) was. [1]
- De tweede ritzege van de Kazak was de zevende overwinning voor Astana binnen vier dagen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord ritzege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ritzege' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 17-02-19 Colombiaans succes in eigen koers: ritzege Quintana, eindwinst López
- Tubantia 18-02-19 Loetsenko leider in Oman na tweede ritzege
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.