zakdoek
Nederlands
Woordafbreking
- zak·doek
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘doek om de neus in te snuiten’ voor het eerst aangetroffen in 1775 [1]
- samenstelling van zak en doek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakdoek | zakdoeken |
verkleinwoord | zakdoekje | zakdoekjes |
Zelfstandig naamwoord
zakdoek m
- een doek om de neus in te snuiten
- Die vuile zakdoek gebruik ik niet! Die hangt vol snot!
Vertalingen
1. een doek om de neus in te snuiten
|
Gangbaarheid
- Het woord zakdoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zakdoek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.