winkelwagen
Nederlands
Woordafbreking
- win·kel·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winkel en wagen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkelwagen | winkelwagens |
verkleinwoord | winkelwagentje | winkelwagentjes |
Zelfstandig naamwoord
winkelwagen o
- een wagentje dat in winkels wordt gebruikt om tijdens het winkelen producten in te verzamelen
- Na gebruik werd de winkelwagen op straat achtergelaten.
- Bij de supermarkt aan de Iepenlaan in Woerden heeft de politie maandagochtend een 17-jarige jongen uit Litouwen aangehouden op verdenking van diefstal van boodschappen met een winkelwaarde van € 57,-. De dief wilde die morgen rond tien uur een winkelwagen vol boodschappen zonder te betalen de winkel uitloodsen. [1]
Vertalingen
1. een wagentje dat in winkels wordt gebruikt om tijdens het winkelen producten in te verzamelen
Gangbaarheid
- Het woord winkelwagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'winkelwagen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.