vreten
Nederlands
Woordafbreking
- vre·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(gulzig) eten’ voor het eerst aangetroffen in 1437 [1]
- Komt van ver-eten, afgeleid van eten met het voorvoegsel ver- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vreten | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vreten o
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vreten |
vrat |
gevreten |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
- overgankelijk (informeel) (van personen) het nuttigen van voedsel op een meestal onbeleefde wijze
- Zit toch niet zo asociaal te vreten!
- overgankelijk (van dieren) eten
- overgankelijk in grote hoeveelheid gebruiken
- Deze motorfiets vreet kettingen.
- absoluut een aanhoudend toenemende en pijnlijke lichamelijke of psychische gewaarwording veroorzaken
- Dit blijft aan mij vreten.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het nuttigen van voedsel op een meestal onbeleefde wijze
Gangbaarheid
- Het woord vreten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vreten' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "vreten" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- vreten op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.