bikken
Nederlands
Woordafbreking
- bik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hakken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
- In de betekenis van ‘eten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bikken |
bikte |
gebikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bikken
- overgankelijk met moeite ervan af schrapen of hakken. [2]
- Ik moest bikken om het ijs van mijn voorruit te krijgen.
- inergatief (informeel) het nuttigen van voedsel. [3]
- Ik wil graag eerst wat bikken.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bikken' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.