vooruitzicht
Nederlands
Woordafbreking
- voor·uit·zicht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vooruit en zicht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vooruitzicht | vooruitzichten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
vooruitzicht o
- datgene wat men redelijkerwijs te verwachten heeft in de naaste toekomst
- De economische vooruitzichten zijn een stuk zonniger dan voorheen.
- Toen de wapenstilstand ten slotte een aannemelijk vooruitzicht werd, begon de hoop het er levend af te brengen zelfs bij de grootste pessimisten post te vatten. [1]
Vertalingen
1.
|
Gangbaarheid
- Het woord vooruitzicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vooruitzicht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.