vooruit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vooruit (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /vo̝ːˈrœʏ̯t/, /vo̝ːˈrʌʏ̯t/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /voːˈrœːt/
Woordafbreking
- voor·uit
Bijwoord
vooruit
- in voorwaartse richting, verder, in de richting van de voorzijde
- De auto moest eerst vooruit bewegen voordat die de draai kon maken.
- vooraf, van tevoren.
- Dit had ik je wel vooruit kunnen zeggen
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord in voorwaartse richting strekkend
- vooruitsteken: Hij stak zijn zwaard niet ver genoeg vooruit en de slag miste.
Afgeleide begrippen
|
Tussenwerpsel
vooruit!
- aansporing, aanmaning om iets te gaan doen.
- Vooruit! Nu gaan wij de doelpunten maken!
Zelfstandig naamwoord
vooruit
- o de verblijven voor in het schip.
- (techniek) m een mechaniek die een apparaat in voorwaartse richting doet lopen
- Als je hem in z'n vooruit wilt zetten moet je de pook naar voren zetten.
Gangbaarheid
- Het woord vooruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vooruit' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.