vooruit

Niet te verwarren met: voorruit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vooruit    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /vo̝ːˈrœʏ̯t/, /vo̝ːˈrʌʏ̯t/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /voːˈrœːt/
Woordafbreking
  • voor·uit
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

vooruit

  1. in voorwaartse richting, verder, in de richting van de voorzijde
    • De auto moest eerst vooruit bewegen voordat die de draai kon maken. 
  1. vooraf, van tevoren.
    • Dit had ik je wel vooruit kunnen zeggen 
  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord in voorwaartse richting strekkend
    • vooruitsteken: Hij stak zijn zwaard niet ver genoeg vooruit en de slag miste. 
Afgeleide begrippen

Tussenwerpsel

vooruit!

  1. aansporing, aanmaning om iets te gaan doen.
    • Vooruit! Nu gaan wij de doelpunten maken! 
Vertalingen
Verwante begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord vooruit -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

vooruit

  1. o de verblijven voor in het schip.
  2. (techniek) m een mechaniek die een apparaat in voorwaartse richting doet lopen
    • Als je hem in z'n vooruit wilt zetten moet je de pook naar voren zetten. 

Gangbaarheid

  • Het woord vooruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.