verwachting
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verwachting (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /vər.ˈʋɑχ.tɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈβ̞ɑx.tɪŋ/
- (Limburg): /vɛr.ˈwɑx.tɪŋ(g)/
Woordafbreking
- ver·wach·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van verwachten met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verwachting | verwachtingen |
verkleinwoord | verwachtinkje | verwachtinkjes |
Zelfstandig naamwoord
verwachting v
- datgene wat verwacht wordt
- De verwachting is uitgekomen.
Hyponiemen
- deflatieverwachting, groeiverwachting, heilsverwachting, inflatieverwachting, levensverwachting, messiasverwachting, toekomstverwachting, weersverwachting
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
In verwachting.
|
Vertalingen
datgene wat verwacht wordt
Gangbaarheid
- Het woord verwachting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verwachting' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.