voorspraak
Nederlands
Woordafbreking
- voor·spraak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en spraak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorspraak | voorspraken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
voorspraak v/m
- een rede die ten gunste van iemand wordt gehouden
- (religie) een vraag om hulp aan een heilige of god om te helpen
Uitdrukkingen en gezegden
- op voorspraak van iemand
op aanbeveling van iemand
- De 24-jarige middenvelder ondertekende afgelopen zomer een vijfjarig contract bij Everton, dat 27 miljoen euro voor hem betaalde. "Dit is voor mij de juiste stap", zei Klaassen, die op voorspraak van Ronald Koeman naar Goodison Park kwam.[1]
- Twee weken geleden werd het lichaam van koning Vittorio Emanuele III en dat van zijn echtgenote koningin Elena naar Italië overgebracht. President Sergio Mattarella had daar op voorspraak van premier Paolo Gentiloni toestemming voor gegeven.[2]
Gangbaarheid
- Het woord voorspraak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorspraak' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 09 jan. 2018
- de Telegraaf 29 dec. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.