maatschappij
Nederlands
Woordafbreking
- maat·schap·pij
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vereniging’ voor het eerst aangetroffen in 1616 [1]
- afgeleid van maatschap met het achtervoegsel -ij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maatschappij | maatschappijen |
verkleinwoord | maatschappijtje | maatschappijtjes |
Zelfstandig naamwoord
maatschappij v
- (economie) vereniging tot het drijven van handel
- De maatschappij werd in 1940 opgericht als Avia.[3]
- (sociologie) de wereld, omgang en verkeer der mensen
- De maatschappij heeft vandaag de dag een heel medische visie over donatie.[4]
Synoniemen
- [1] bedrijf, vennootschap
- [2] gemeenschap, gezelschap, samenleving
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- maatschappijbeeld, maatschappijgeschiedenis, maatschappijhervormer, maatschappijkritiek, maatschappijkritisch, maatschappijleer, maatschappijman, maatschappijoriëntatie, maatschappijvlag, maatschappijwetenschap
Vertalingen
1. vereniging tot het drijven van handel
2. de wereld, omgang en verkeer der mensen
Gangbaarheid
- Het woord maatschappij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'maatschappij' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "maatschappij" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- maatschappij op website: Etymologiebank.nl
- Skyways, Viverelavita
- Tekort aan sperma- en eiceldonoren, gezondheid.be
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.