vlag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vlag    (hulp, bestand)
  • IPA: /vlɑχ/
Woordafbreking
  • vlag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stuk doek als onderscheidingsteken’ voor het eerst aangetroffen in 1415 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vlag vlaggen
verkleinwoord vlaggetje
vlagje
vlaggetjes
vlagjes

Zelfstandig naamwoord

vlag v/m

  1. een lap stof met op vaste wijze geschikte kleuren die gevoerd wordt als symbool van een partij of natie
    • De vlag hing toen in Nederland halfstok. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vlaggen

vlag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlaggen
    • Ik vlag. 
  2. gebiedende wijs van vlaggen
    • Vlag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlaggen
    • Vlag je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vlag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.