vlaggen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlag·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Denominaal afgeleid van vlag.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vlaggen
/ˈvlɑxə(n)/
/ˈvlɑɣə(n)/
vlagde
/ˈvlɑxdə/
/ˈvlɑɣdə/
gevlagd
/xəˈvlɑxt/
/ɣəˈvlɑxt/
zwak -d volledig

Werkwoord

vlaggen

  1. de vlag uithangen
    • Op Koninginnedag wordt er volop gevlagd. 

Zelfstandig naamwoord

vlaggen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vlag

Gangbaarheid

  • Het woord vlaggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.