vers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vers    (hulp, bestand)
  • IPA: /vɛrs/
Woordafbreking
  • vers
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen versverserverst
verbogen verseversereverste
partitief versversers-
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘fris’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dichtregel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]

Bijvoeglijk naamwoord

vers

  1. nieuw, net gemaakt, recent
    • Deze krant is vers van de pers. 
  1. niet ingeblikt, niet diepgevroren
    • Dit is verse vis met verse groenten. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

vers

  1. partitief van de stellende trap van ver
enkelvoud meervoud
naamwoord vers verzen
verkleinwoord versje versjes

Zelfstandig naamwoord

vers o

  1. (dichtkunst) gedicht
  2. (dichtkunst) dichtregel
  3. (dichtkunst) couplet
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Etruskisch

Zelfstandig naamwoord

vers

  1. vuur
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.