urinezuur
Nederlands
![](../I/m/Uric_acid3D.png)
model van urinezuur als ketovorm
Woordafbreking
- uri·ne·zuur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van urine zn en zuur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | urinezuur | urinezuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
urinezuur o [1]
- (IUPAC-naam) 7,9-dihydro-1H-purine- 2,6,8(3H)-trioneeen; slecht oplosbaar, organisch zuur dat voorkomt in de urine
- Minpunt van vlees: de aanwezigheid van verzadigd vet en purine (nucleïnezuur). De laatste wordt in het lichaam omgezet in urinezuur. Overtollig urinezuur hoopt zich op in het lichaam en kan in grote hoeveelheden klachten als jicht en artritis veroorzaken.[2]
- Last van een onrustige huid en ben je in het dagelijks leven voortdurend in de weer met crèmepjes en smeersels? Dan is brandnetelthee een absolute aanrader. Het draagt namelijk bij aan de zuivering van je huid. Daarnaast versterkt het de werking van je nieren, waardoor schadelijke stoffen worden afgescheiden als urinezuur. Dit zorgt voor een gezonde en stralende huid.[3]
Synoniemen
- piszuur
Afgeleide begrippen
- urinezuurgehalte
Gangbaarheid
- Het woord urinezuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'urinezuur' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 06 jan. 2016
- de Telegraaf 06 jan. 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.