universeel
Nederlands
Woordafbreking
- uni·ver·seel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘algemeen’ voor het eerst aangetroffen in 1521 [1]
- afgeleid van het Franse universel, of het Latijnse versus verl. deelw. van vertere (wenden, keren) met het voorvoegsel uni- met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | universeel | universeler | universeelst |
verbogen | universele | universelere | universeelste |
partitief | universeels | universelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
universeel
- iets dat algemeen of wereldwijd is, alom bekend, vertegenwoordigd of erkend
Afgeleide begrippen
- universaliteit, universeelheid, universeelmeter, universeelmotor, universeellijm
Vertalingen
1. alom bekend, vertegenwoordigd of erkend
Gangbaarheid
- Het woord universeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'universeel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.