ultra
Nederlands
Woordafbreking
- ul·tra
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord: verder dan, aan gene zijde van, zeer’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ultra | ultra's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
ultra v / m
Gangbaarheid
- Het woord ultra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ultra' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "ultra" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ultra op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Latijn
Synoniemen
- [2] trans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.