uitwas
Nederlands
Woordafbreking
- uit·was
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en was
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitwas | uitwassen |
verkleinwoord | uitwasje | uitwasjes |
Zelfstandig naamwoord
uitwas m / o [1]
- wat naar buiten uitgroeit
- ongewenste of ziekelijke ontwikkeling
Verwante begrippen
- [2] buitensporigheid, exces, overdaad, uitspatting
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitwassen |
uitwas
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwassen
- ... dat ik uitwas.
Gangbaarheid
- Het woord uitwas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitwas' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.