exces
Nederlands
Woordafbreking
- ex·ces
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘buitensporigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | exces | excessen |
verkleinwoord | excesje | excesjes |
Zelfstandig naamwoord
exces o
- iets dat grensoverschrijdend is en daardoor niet toegestaan is
- - Kinderarbeid wordt gezien als een exces van ongecontroleerd kapitalisme.
- - Noodweerexces is jezelf verdedigen met middelen die duidelijk heftiger zijn dan dat eigenlijk noodzakelijk en wenselijk is maar die toch niet strafbaar zijn.
Synoniemen
- buitensporigheid, overschrijding, uitspatting, uitwas
Gangbaarheid
- Het woord exces staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'exces' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.