uitleggen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·leg·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en leggen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitleggen |
legde uit |
uitgelegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitleggen
- ditransitief iets doen begrijpen
- De leraar ging de leerstof aan de leerlingen uitleggen.
- Albert kon haar wel duizend keer uitleggen dat dat er niets mee te maken had, zijn moeder was niet van het soort dat zomaar van mening veranderde, zij vond altijd weer andere voorbeelden en redenen, en had er een hekel aan ongelijk te hebben; ook in haar brieven kwam ze nog steeds terug op dingen van jaren geleden, het was doodvermoeiend. [1]
- overgankelijk iets groter, langer of ruimer maken
- Hij zou dat kledingstuk voor ons uitleggen.
- overgankelijk iets leggend uitspreiden
- Zij ging gisteren de loper uitleggen voor de directeur van het bedrijf.
Vertalingen
1. iets doen begrijpen
2. iets groter, langer of ruimer maken
Gangbaarheid
- Het woord uitleggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitleggen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.