uitbenen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitbenen (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈœʏtbenə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈœːtbenə(n)/
- (Limburg): /ˈœːdbeːnə(n)/
Woordafbreking
- uit·be·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstellende afleiding van uit (bijwoord) en been bot met het achtervoegsel -en dat een werkwoord vormt[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitbenen |
beende uit |
uitgebeend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitbenen
- overgankelijk het been uit (het vlees) halen
- Hij was het vlees aan het uitbenen.
Gangbaarheid
- Het woord uitbenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitbenen' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.