twijfel
Nederlands
Woordafbreking
- twij·fel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | twijfel | twijfels |
verkleinwoord | twijfeltje | twijfeltjes |
Zelfstandig naamwoord
twijfel m
- gevoel van onzekerheid ten aanzien van wat men in een gegeven situatie moet doen, geloven e.d.
- Twijfel maakte zich van hem meester.
Afgeleide begrippen
- twijfelaar, twijfelachtig, twijfelen, twijfelgeval, twijfeling, twijfelkont, twijfelmoedig, twijfelmoedigheid, twijfelzucht
Uitdrukkingen en gezegden
Ergens aan twijfelen
Het staat volkomen vast, er is geen twijfel over mogelijk |
Vertalingen
1. gevoel van onzekerheid ten aanzien van wat men in een gegeven situatie moet doen, geloven e.d.
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
twijfelen |
twijfel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van twijfelen
- Ik twijfel.
- gebiedende wijs van twijfelen
- Twijfel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van twijfelen
- Twijfel je?
Gangbaarheid
- Het woord twijfel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'twijfel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.