duda

Balinees

Zelfstandig naamwoord

duda

  1. weduwnaar
Overerving en ontlening


Indonesisch

Woordafbreking
  • du·da
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

duda

  1. voorheen gehuwde man
    1. weduwnaar
    2. gescheiden man
Synoniemen
Antoniemen


Javaans

Uitspraak
  • IPA: /ɖuɖɔ/

Zelfstandig naamwoord

duda

  1. weduwnaar
Overerving en ontlening


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • du·da
enkelvoud meervoud
duda dudas

Zelfstandig naamwoord

duda v

  1. twijfel, onzekerheid

Werkwoord

vervoeging van
dudar

duda

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dudar
  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dudar


Soendanees

Zelfstandig naamwoord

duda

  1. weduwnaar
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.