tonen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tonen    (hulp, bestand)
  • IPA: /tonə(n)/
Woordafbreking
  • to·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘laten zien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tonen
toonde
getoond
zwak -d volledig

Werkwoord

tonen

  1. inergatief een bepaalde indruk geven
  2. overgankelijk laten zien
    • Dat toonde hoe moedig en capabel hij werkelijk was. 
  1. overgankelijk duidelijk maken
  2. overgankelijk blijken te bezitten
  3. wederkerend zich ~: zich doen kennen als
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

tonen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord toon
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord tonen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.