toerbus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toer·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toerbus toerbussen
verkleinwoord toerbusje toerbusjes

Zelfstandig naamwoord

toerbus m

  1. bus waarmee een groep artiesten naar de verschillende plaatsen waar men optreedt gaat
    • De naam van het festival verwijst naar een fenomeen dat zich in de zomer van 1996 om de hoek van het Vaticaan aandiende bij de toerbus van het feestorkest. [1] 
    • Het is niet de eerste keer dat Snoop met drugs op zak tegen de lamp loopt. Van 2007 tot 2010 mocht hij wegens wietbezit Groot-Brittannië niet in, en ook in Australië werd hem een visum geweigerd. Eerder dit jaar werd hij in Texas gearresteerd nadat er wiet op zijn toerbus werd aangetroffen. [2] 
    • Ik trek het niet meer, geestelijk. Ik heb geen zin meer om een halfjaar achter elkaar toneel te spelen en in die toerbus te zitten, het maakt me ongelukkig. [3] 
  1. (verkeer) een luxe autobus om reizen of uitstappen mee te maken
    • Bij de toerbus, die maandag in de bergen van Zuid-Californië betrokken was bij een ongeluk waarbij zeven doden vielen, zijn vorig jaar tijdens drie inspecties zeventien veiligheidsovertredingen geconstateerd. Dat blijkt uit politie-onderzoek. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord toerbus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.