territorium
Nederlands
Woordafbreking
- ter·ri·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘grondgebied, woongebied’ voor het eerst aangetroffen in 1582 [1]
- afgeleid van het Latijnse terra (aarde) met het achtervoegsel -orium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | territorium | territoria territoriums |
verkleinwoord | territoriumpje | territoriumpjes |
Zelfstandig naamwoord
territorium o
- (aardrijkskunde), (politiek) grondgebied
- (biologie) woongebied van een individu of een groep van dieren dat tegen indringers verdedigd wordt
Verwante begrippen
- ban, gebied, grondgebied, territoir
Hyponiemen
- groepsterritorium
Afgeleide begrippen
- territoriaal, territoriumafbakening, territoriumagressie, territoriumdier, territoriumdrift, territoriumgedrag, territoriuminstinct, territoriumnijd, territoriumverdediging, territoriumzang
Gangbaarheid
- Het woord territorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'territorium' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- ter·ri·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
- Afleiding van het Latijnse zelfstandige naamwoord territorium, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord terra met het achtervoegsel -orium
Naar frequentie | 8468 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | territorium | territoriet | territorier | territorierna |
genitief | territoriums | territoriets | territoriers | territoriernas |
Verwante begrippen
- territorial
- territoriell
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.