territorium

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·ri·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘grondgebied, woongebied’ voor het eerst aangetroffen in 1582 [1]
  • afgeleid van het Latijnse terra (aarde) met het achtervoegsel -orium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord territorium territoria
territoriums
verkleinwoord territoriumpje territoriumpjes

Zelfstandig naamwoord

territorium o

  1. (aardrijkskunde), (politiek) grondgebied
  2. (biologie) woongebied van een individu of een groep van dieren dat tegen indringers verdedigd wordt
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • groepsterritorium
Afgeleide begrippen
  • territoriaal, territoriumafbakening, territoriumagressie, territoriumdier, territoriumdrift, territoriumgedrag, territoriuminstinct, territoriumnijd, territoriumverdediging, territoriumzang
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord territorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ter·ri·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Latijnse zelfstandige naamwoord territorium, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord terra met het achtervoegsel -orium
Naar frequentie 8468
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   territorium     territoriet     territorier     territorierna  
genitief   territoriums     territoriets     territoriers     territoriernas  

Zelfstandig naamwoord

territorium, o

  1. (aardrijkskunde) gebied, grondgebied
  2. (politiek) territorium
Verwante begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.