tandvlees

Nederlands

Uitspraak

Geluid: tandvlees (hulp, bestand)
IPA: /ˈtɑntfles/

Woordafbreking

tand·vlees

Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van tand en vlees

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tandvlees	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

tandvlees o

het vlees op de tandkassen

Synoniemen

gingiva

Vertalingen

1. het vlees op de tandkassen

Deens: tandkød ^(da)
Duits: Zahnfleisch ^(de) o
Engels: gum ^(en)
Frans: gencive ^(fr) v
Fries: toskfleis ^(fy)
Italiaans: gengiva ^(it)

Oekraïens: ясна ^(uk) mv
Papiamento: karni di djente
Perzisch: لثه ^(fa)
Spaans: encía ^(es) v
Zweeds: tandkött ^(sv)

Gangbaarheid

Het woord tandvlees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tandvlees' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.