gum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gum    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gum gummen
verkleinwoord gummetje gummetjes

Zelfstandig naamwoord

gum o

  1. (teken- en schrijfmateriaal) een object waarmee potloodtekeningen weer weggehaald kunnen worden
    • Met de gum kon hij die foutieve lijn uitwissen. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gʊm/
Woordafbreking
  • gum

Zelfstandig naamwoord

gum

  1. genitief meervoud van guma
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.