stom
Nederlands
Woordafbreking
- stom
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stom | stommer | stomst |
verbogen | stomme | stommere | stomste |
partitief | stoms | stommers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
stom
- geluidloos
- Een stomme film.
- niet in staat te spreken
- Het maakte hem stom van verbazing.
- weinig intelligent
- Tja, dat was stom van me, natuurlijk.
- (informeel) ergerlijk, vervelend, irritant
- Wat een stom gedoe!
- (informeel) saai
- Ik moet een stomme opdracht maken.
Synoniemen
- [3]: dom
Antoniemen
- [3]: slim
Verwante begrippen
- [2]: sprakeloos
- [3]: bot, dom, onbenullig, schaapachtig, zwakhoofdig
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- stomdronken, stomheid, stomkop, stommeling, stommerik, stommiteit, stomtoevallig, stomverbaasd, stomvervelend, stomweg, verstommen
Vertalingen
1. geluidloos
3. dom
Gangbaarheid
- Het woord stom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stom' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.