stomheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stom·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van stom met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord stomheid stomheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

stomheid v

  1. zaken die gebeuren door domheid en/of onoplettendheid
    • De dronken man begin een grote stomheid door tegen de deur van de burgemeester aan te plassen. 
  1. het dom zijn
    • Het was weer eens zijn stomheid waardoor hij in de problemen kwam. 
Synoniemen
  1. domheid, stommiteit

Gangbaarheid

  • Het woord stomheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.