bouwstijl

Nederlands

kerk in romano-gotische bouwstijl
Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·stijl
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwstijl bouwstijlen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bouwstijl m [1]

  1. een manier van bouw die kenmerkend is voor een bepaalde periode of plaats
    • Al kletsend passeren ze de huizen van Amsterdam-Zuid en Gabi bewondert de solide bouwstijl, zo anders dan die van zijn eigen land, waar één flinke tornado een heel dorp, húp van de kaart veegt. [2] 
Synoniemen
  • bouworde

Gangbaarheid

  • Het woord bouwstijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Franca Treur 6 november 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.