stijldans
Nederlands
![](../I/m/MIT_2006_Latin_Intermediate.jpg)
Een danswedstrijd voor de Latin stijldansen.
Woordafbreking
- stijl·dans
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dans met een bepaalde stijl van uitvoering’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
- samenstelling van stijl en dans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stijldans | stijldansen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
stijldans m [3]
- (dans) dans in een bepaalde stijl dit in tegenstelling tot de vrije dansen van beat- en popmuziek
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stijldansen |
stijldans
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijldansen
- Ik stijldans.
- gebiedende wijs van stijldansen
- Stijldans!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijldansen
- Stijldans je?
- Ik ben met pensioen, maar ik vind dat ik het drukker heb dan toen ik werkte. Ik fiets veel, ik stijldans en ik heb het verschrikkelijk druk met oppassen. [4]
Gangbaarheid
- Het woord stijldans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stijldans' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "stijldans" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- stijldans op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Grietje interview op Huishoudbeurs (3 maart 2017) op website: nederlandgenoten.nl; geraadpleegd 2018-03-15
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.