steenkoud

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • steen·koud
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen steenkoud
verbogen steenkoude
partitief steenkouds

Bijvoeglijk naamwoord

steenkoud [1]

  1. (intensief) heel erg koud
    • Hij plaatst ze in de serre van een groot huis, de minst geschikte plek om zich hartje winter op te houden. Het is er steenkoud, de verwarming hapert, de familieleden kleumen. De lokatie is een psychologische metafoor: van diepgevroren emoties. [2] 
  1. (intensief) zonder medegevoel, harteloos
    • Bij die ouders en hun schare personeel groeide Juliana op in een soms steenkoud paleis. Daar ontwikkelde ze al snel het verlangen om ‘gewoon’ te zijn. Dat verlangen was voorstelbaar, de onmogelijkheid om het werkelijk te realiseren was evident. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord steenkoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Pieter Kottman 28 februari 1997
  3. NRC Arjen Fortuin 27 oktober 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.